Beginsituatie

Tijdpad

Als je dit programma gebruikt op de kindernevendienst, zul je een keuze moeten maken uit de verschillende programmaonderdelen. Maak voor jezelf van tevoren een tijdpad. Kies voor jonge kinderen voor de Introductie en de Bijbelopdracht. Kies voor de oudere kinderen voor het onderdeel Bijbel en de Verwerking.

Beginsituatie

In dit programma wordt het bredere doel ‘het liefdevol dienen van anderen’ (zie het volwassen programma) toegespitst op het thema ‘oog hebben en zorgen voor armen’.

Kinderen kennen zeker de beelden van armoede, via jeugdjournaal of bijvoorbeeld via gesprekken/nieuwsbegrip op school. Het gaat dan meestal om armoede ver weg. Armoede in hun eigen omgeving is wat lastiger. Dit is erg afhankelijk van de situatie/omgeving waar de kinderen wonen en leven. In bijv. Rotterdam-Zuid kom je meer ‘sporen van armoede’ tegen (direct zichtbaar) dan in een klein dorp op de Veluwe ?. Maar ook dan kennen kinderen de beelden van een straatkrantverkoper en misschien hebben ze wel eens iemand in de prullenbak zien zoeken naar eten of bruikbare spullen. .
Stille armoede is wel iets wat zeker in opmars is, en steeds meer kinderen zullen (her)kennen. Het vriendje dat niet meekan met het dure uitje, of niet meegaat op schoolreis, geen nieuwe iPhone krijgt of merkkleren. Dit wordt ook wel verborgen armoede genoemd. Kijk naar de cijfers en je schrikt ervan! Of denk aan de cijfers van de voedselbank. Onder andere corona zorgt voor een flinke stijging van aanmeldingen bij de voedselbank. Er zal naar alle waarschijnlijkheid ook een toename komen van werkloosheid, hierdoor zal wellicht ook in de toekomst meer (stille) armoede gaan ontstaan.
In dit programma gaat het er niet alleen om dat kinderen zich bewust worden wat armoede is, maar dat zij beseffen dat het belangrijk is om er concreet voor in actie te komen. We nodigen jullie dan ook van harte uit om zo concreet mogelijk na te denken op welke manier jullie iets kunnen doen (zie ook de verwerking). Op deze manier denken kinderen na over wat de Bijbel over armoede te zeggen heeft. In het geloof worden woorden en daden aan elkaar verbonden.

Opmerkingen vooraf
Bedenk of er in jouw groep kinderen zijn die in (relatieve) armoede leven. Wees je ervan bewust dat dit programma confronterend kan zijn voor hem of haar.

Persoonlijke voorbereiding  

Jakobus 2: 14-17

  • Lees het bijbelgedeelte door. Bedenk voor jezelf wat voor jou de kern is van dit bijbelgedeelte. Probeer het kort en kernachtig in eigen woorden op te schrijven.
  • Gebruik onderstaande punten voor je eigen voorbereiding.

Woorden en daden
Jakobus  verbindt  in  zijn  brief  nadrukkelijk  geloof  en  levensstijl  aan elkaar. Het gaat om woorden én daden: wees daders van het Woord en niet alleen hoorders. Anders bedriegt u uzelf (Jakobus 1:22). Hierin sluit Jakobus nauw aan bij wat in de joodse en christelijke traditie de kern van het geloof  is:  God  liefhebben  boven  alles,  en  je  naaste  als  jezelf.  Jakobus  bedoelt hiermee overigens niet dat het heil te bereiken is door goede daden. Hij zegt: Leg  daarom  af  alle  vuilheid  en  elke  uitwas  van  slechtheid  en  ontvang  met zachtmoedigheid het in u geplante Woord, dat uw zielen zalig kan maken(1:21). Kortom: wie gelooft kán niet anders dan goede daden doen.  Het gedeelte uit hoofdstuk 2 is eigenlijk een omgekeerde redenering. Jakobus stelt  de  lezer  een  aantal  retorische vragen:  Je  kunt  niet  anders  dan  instemmen met zijn redenering. De zorg voor armen noemt Jakobs hierbij expliciet.

Vers  14  –  Kun je geloven zonder werken? vraagt Jakobus zich af. Hij schrijft ‘dat geloof’  en  bedoelt  daarmee:  een  dergelijk  geloof.  Jakobus  schreef  zijn  brief  voor  christenen  uit  het  Jodendom,  die  blij  waren  verlost  te  zijn  van  hun  geloof  van  werkgerechtigheid.  Het  gevaar  is  nu,  dat  ze  de  goede  werken  helemaal  dreigen  te  vergeten.  Hoewel  Jakobus  een  buitenbeentje  lijkt  in  het  Nieuwe  Testament,  schrijft  Paulus  in  dezelfde  lijn  (Efeze  2:8-10):  Door  het  geloof  worden  we  uit  genade  gered;  goede  daden  zijn  een  onvermijdelijk  gevolg.

Vers  15  – Een broeder of zuster in nood helpen is een van de meest simpele vormen van goede werken. Juist daarom noemt Jakobus het hier: wie daarin faalt, bewijst geen levend geloof te hebben. Jakobus gebruikt bewust een eenvoudig voorbeeld, dan is het voor iedereen te volgen.

Vers  16  –  In  dit  vers  zet  Jakobus  de  eerste levensbehoeften  nadrukkelijk  tegenover geloof: warm en verzadigd worden, dat wil zeggen: de spreker weet dat de ander kleding nodig heeft en eten. Het ‘ga heen in vrede’ is een religieus  getinte  uitspraak:  een  gebed  of  zegenwens  voor  de  ander.  Maar  deze  vredewens mag nooit in de plaats komen van praktische hulp!

Vers  17  – Geloof zonder werken is dood. Die term gebruikt Jakobus hier voor het eerst en het is een tegenstelling met het ‘levend geloof’ (al noemt Jakobus die term hier niet): een geloof met werken. Jakobus betoogt dat hij door middel van zijn daden zijn geloof zichtbaar maakt: op een andere manier kan het gewoon niet!

Armoede in de Bijbel
Armoede  is  in  het  Oude  Testament  een  belangrijk  thema.  Israël  was  arm  in  Egypte  en  dat  mocht  nooit  weer  zo  worden.  Veel  van  de  wetten  en  regels  in  de Bijbel hebben hier dan ook mee te maken. Zo is het verhaal van Ruth een mooie  uitwerking  van  één  van  deze  principes  (Leviticus  19:9).  In  het  Nieuwe  Testament  wordt  deze  lijn  doorgezet.  Uit  de  beschrijving  van  de  eerste  gemeente  in  Jeruzalem  (Handelingen  2,  4,  6) blijkt  dat  de  hulp  aan  armen  en  weduwen belangrijk is voor de gemeente. Er ontstaat een soort sociaal vangnet. Paulus benoemt dit thema in zijn brieven enkele malen en wijst dan vooral op de solidariteit tussen gemeenten. Jacobus  schrijft  tégen  een  individualistische  manier  van  geloven  en  reageert  in  zijn  brief  heftig  tegen  christenen  die  hun  broeders  en  zusters  aan  hun  lot  overlaten. Daar ligt een sterke verbinding met de huidige maatschappij, waarin  individualisme  sterk  aanwezig  is;  we  sluiten  het  liefst  onze  ogen  voor  armoede  dichtbij  én  ver weg.  Daarbij  organiseerde  tot  niet  zo  lang  geleden  de  (Nederlandse)  staat  het  sociale  vangnet,  maar de  laatste  jaren  is  dat  hard  afgenomen. De taak om te strijden tegen armoede komt daarmee weer meer bij  de kerk  en  individuele  christenen  te  liggen.  Zo  kan  de  kerk  en  kunnen  christenen,  gestalte  geven  aan  Gods  Koninkrijk,  waarin  geen  plek  is  voor  ziekte, dood én armoede.

Doelstelling

Weten: Kinderen leren dat het volgens de Bijbel belangrijk is om goed voor anderen (o.a. arme mensen)  te zorgen

Ervaren: Kinderen ervaren dat rijk of arm zijn niet alleen gaat over  de hoeveel spullen die je hebt.

Doen: Kinderen denken na over hoe zij met anderen kunnen delen van hun rijkdom.

Lied

Begin met het zingen van het lied ‘Ik was hongerig’ (OTH 373). In dit lied gaat het erover dat alles wat je voor een ander doet, je eigenlijk voor Jezus doet. Het verwijst terug naar de woorden van Jezus in Mattheus 25. Je kunt met de kinderen praten of zij mensen kennen die bijvoorbeeld op bezoek gaan bij gevangenen of iets doen voor arme of zieke mensen.

Gebed

Dank de Heere God dat Hij jullie weer bij elkaar heeft gebracht zodat jullie met elkaar over de woorden uit de Bijbel kunnen nadenken. Dank God voor de rijkdom die jullie hebben. Bidt voor mensen die het veel minder goed hebben, hier in Nederland of in het buitenland.

Verhalen delen

Met de introductie komen de kinderen in het thema en kun jij meteen een kijkje nemen in hun leefwereld.

Arm of rijk?

Nodig: Pennen en de werkboekjes. Je kunt er ook voor kiezen om de stellingen via een PPT te laten zien. Plak in twee hoeken van de zaal grote vellen met de woorden ‘waar’ en ‘niet waar’. Zorg dat er genoeg ruimte om de vellen heen is, zodat de kinderen een kant kunnen kiezen.

Vertel: Het is best wel lastig om precies te weten wat arm is en wat rijk. Misschien denk je wel dat iemand heel rijk is omdat ze een bepaald computerspel in huis hebben, wat jij niet mag hebben omdat het te duur is. Maar maakt een computerspel iemand rijk? In sommige landen is er heel weinig eten, waardoor ze arm zijn. Laten we eens nadenken wat arm en rijk is. En bedenk… er is niet één goed of fout antwoord!

Gesprek: Leg de stellingen uit het boekje één voor één aan de kinderen voor en laat hen waar of niet waar kiezen. Benadruk regelmatig dat het niet gaat om het goede of foute antwoord! Vraag regelmatig waarom de kinderen voor een bepaalde kant kiezen. Praat met hen over door de stellingen door aan de hand van vragen als: Zijn er mensen die jullie kennen, waarvan je denkt dat die rijk of juist arm zijn? Wie bepaalt er wat arm en rijk is? Kunnen wij ook iets aan armoede doen?
Leg aan de kinderen uit dat je er op verschillende manieren naar kunt kijken. Er zijn mensen (ook in Nederland) die nauwelijks genoeg geld hebben om elke week genoeg eten te kopen of die nooit op vakantie kunnen. Maar er zijn ook mensen die heel rijk zijn (en bijv. in een heel groot huis wonen, met dure spullen), maar Jezus niet kennen. Soms zijn deze mensen heel ongelukkig. Ze zijn ‘arm’. Ook in Afrika wonen mensen die heel weinig eten en spullen hebben, toch zijn zij heel gelukkig. Ze zijn blij met vrienden en familie en vaak ook heel blij omdat ze God kennen.

Maak een brug tussen dit gesprek en het bijbelgedeelte door te vertellen: In de Bijbel staat dat je goed voor arme mensen moet zorgen. Vandaag lezen we een brief die de mensen wakker wil schudden, om ze goed voor anderen te laten zorgen.

Bijbel

Jacobus schrijft

Vandaag gaan samen een stukje lezen uit de Bijbel. Het is een brief. In de tijd van de Bijbel werden er vaak brieven geschreven om de gelovigen te bemoedigen en nieuwe dingen te leren. Vandaag lezen we uit de brief van Jakobus. Hij was een discipel van Jezus. Hij merkt dat de mensen een beetje makkelijk of misschien wel lui zijn geworden. Ze geloven wel in Jezus, maar dat kun je helemaal niet aan hen zien.

Nodig: Het werkboek en een pen.

Werkwijze: Lees samen het gedeelte uit de Bijbel en laat de kinderen daarna het werkboekje invullen. Praat er daarna met de kinderen over door op welke manier zij iets voor andere mensen kunnen betekenen.

In beweging

In gesprek met de (jeugd)diaken

Kinderen maken kennis met een diaken uit hun eigen gemeente en ontdekken wat diakenen allemaal doen in het bijzonder voor mensen die het minder goed hebben dan wij.

Nodig: een diaken.

Voorbereiding: Nodig op tijd een (jeugd) diaken uit. Kies iemand uit die veel en makkelijk kan vertellen over alles wat er speelt bij de diaconie. Als dit niet lukt, zoek dan iemand die voor de diaconie veel werk doet als vrijwilliger. Vraag van tevoren om een aantal concrete voorbeelden waarin de kerk/diaconie bijv. een gezin heeft ondersteund (uiteraard anoniem). Vertel de diaken ook dat de kinderen zelf ook vragen gaan bedenken en aan hem gaan stellen. Het moet dus geen monoloog worden, maar een interactief gesprek. Zorg dat je zelf ook een aantal vragen achter de hand hebt.

Werkwijze: Heet jullie gast hartelijk welkom. Vertel de kinderen dat jullie in gesprek gaan met een diaken. In de kerk is de diaken iemand die speciaal zorg draagt voor mensen die arm zijn of het minder goed hebben. Laat de kinderen in tweetallen een aantal vragen bedenken en opschrijven.

  •  Wat doet een diaken allemaal?
  • Waar gaat het geld van de collecte naar toe?
  • Hoe worden de doelen bepaald?
  • Hoe helpen jullie armen mensen? Zijn die er ook in onze gemeente?

Laat de diaken kort iets vertellen over het werk dat de diaconie doet. Vooral verhalen van dichtbij zullen kinderen erg aanspreken. Vraag ook wat je als club, als individu, zou kunnen doen om te zorgen voor arme mensen.

Afsluiting: Bedank jullie gast! Bespreek met de kinderen evt. na wat zij van dit gesprek geleerd hebben.

Gebed

Laat de kinderen gebedspunten opnoemen om voor te bidden. Juist bij dit thema kunnen er diverse mensen of organisaties langs zijn gekomen. Bidt vandaag ook speciaal voor hen.

In beweging

Extra optie: Verrassingspakket

Kinderen leren delen van hun eigen rijkdom.

Nodig – doos/leuke mand, ansichtkaart
Werkwijze –  Zorg dat kinderen iets voor het verrassingspakket hebben meegebracht. Dat zou voedsel kunnen zijn, maar wellicht ook andere basisbenodigd-heden. Vraag de diaconie om advies. Doe de meegebrachte spullen in een leuke mand of in een versierde doos. Natuurlijk heb je er een leuke ansichtkaart bij. Laat alle kinderen de kaart beschrijven. Verzamel de boodschappen en/of andere zaken in de mand of doos.
Er zijn verschillende mogelijkheden om het verrassingspakket weg te brengen.
1.    De vaste contactpersoon in de kerk (vaak is dat een diaken) van de ontvanger neemt het pakket mee en bezorgt dat. Bij de volgende bijeenkomst komt hij iets vertellen over hoe dat bezoek verliep.
2.    De jeugddiaken of vaste contactpersoon gaat met een aantal kinderen het pakket brengen. De kinderen die mee zijn, vertellen de keer erna, kort iets over het bezoek.

Variant: Het kan ook een idee zijn om producten voor de voedselbank te verzamelen.