Beginsituatie

Tijdpad

Als je dit programma gebruikt op de kindernevendienst, zul je een keuze moeten maken uit de verschillende programmaonderdelen. Maak voor jezelf van tevoren een tijdpad. Kies voor zowel de jonge kinderen, als de oudere kinderen voor het onderdeel Bijbel en kies er een passende Verwerking bij om het praktisch en concreet te maken.

Beginsituatie

Het bijbelverhaal uit Genesis 1 over God die de hemel en de aarde maakt, kennen de kinderen. Daarom nemen we de insteek in Genesis 2 en benadrukken we in dit programma de opdracht van God aan mensen om de aarde te bewerken en te onderhouden. Als het om zorgen voor de schepping gaat, zullen de meeste kinderen denken aan geen plastic in het water gooien en geen planten vernielen. Dat ‘zorgen voor de schepping’ ook betekent dat je ervan mag genieten en dat je gebruik van deze schepping mag maken, kan voor kinderen nieuw zijn om over na te denken.

De opdracht om de schepping te bewerken en te onderhouden, heeft alles te maken met die boterham op jouw bord. Niet de boer, molenaar of bakker staat aan het begin, maar Gods schepping. Dáár begint alles mee. Dit geeft jou en mij dus ook de verantwoording om goed en zorgvuldig om te gaan met alles wat God geschapen heeft. Hij vertrouwt het ons toe.

Kinderen kunnen zich echt zorgen maken over het milieu. Ze horen hierover op school of op het journaal. Ze horen over natuurrampen en hongersnoden. Ze trekken zich dierenleed sterk aan. Dat de schepping niet meer zo goed is als in het paradijs, maken kinderen ook van dichtbij mee. Een huisdier dat dood gaat, onweer waar je bang voor bent en gif in de sloot. In de Bijbel gaat het dan over de gebrokenheid van de schepping. Door de mens is de aardbodem vervloekt (lees Genesis 3:3-17). Maar dit zijn moeilijke woorden voor kinderen. Dat de mens niet altijd goed zorgt voor de schepping en er vaak de oorzaak van is dat er schade ontstaat, weten de meeste kinderen wel.

Persoonlijke voorbereiding 

Genesis 2:4-22

  • Lees het bijbelgedeelte rustig door.
  • Let op het woordje ‘mens’. Wanneer wordt er gesproken over de mens? Wat doet of zegt God over de mens? Wat moet de mens doen?
  • Hoe bewerk en onderhoud jij de aarde? Wat gebruik jij van de schepping? Wat doe jij voor het onderhoud?

Context

Dat God alles heeft geschapen is zó belangrijk, veelzeggend en omvangrijk dat het verhaal van Genesis 1 een vervolg krijgt in Genesis 2. Waar Genesis 1 heel wijd begint bij de sterren, de dampkring, de diepe oceanen, begint Genesis 2 heel klein: bij mensen. In Genesis 1 komen de mensen als allerlaatste, in Genesis 2 juist als eerste. Toch lopen beide verhalen uit op dezelfde opdracht: mensen moeten de aarde bewerken en bewaren.

Uitleg bij de tekst

vers 4 – Er volgt een aanvullend gedeelte dat gaat over de zesde scheppingsdag. Daarbij wordt ingezoomd op de schepping van de mens die een plaats krijgt in de Hof van Eden. Wat stijl en inhoud betreft verschilt dit hoofdstuk van het vorige, maar anderzijds spreekt het niets tegen uit het eerste hoofdstuk.

vers 5-7 – Er was geen mens om de aardbodem te bewerken. Ook in dit gedeelte begint het met een lege aarde. De HEERE God had het nog niet laten regenen op de aarde, maar een damp steeg op en bevochtigde heel de aardbodem. De aarde en de mensen hebben elkaar nodig om tot hun ware bestemming komen. Opnieuw horen wij het wonder van de schepping van de mens. In Genesis 1 heeft God alles geschapen door te spreken, maar bij de mensen gaat het anders. God vormt de mens uit aarde en Gods eigen adem brengt de mens tot leven.

vers 8-9 – God zorgt voor een geschikt woonruimte voor de mens door een hof in Eden in het oosten aan te leggen. Volgens de Studiebijbel van de HSV kan de naam ‘Eden’ de betekenis hebben van ‘luxe, plezier’. Er is overvloed in de hof, want er zijn allerlei bomen, prachtig om te zien en goed om van te eten. Twee bomen worden apart vermeld: de boom des levens en de boom van de kennis van goed en kwaad.

vers 10-14 – Door de rivieren komt heel de toen bekende wereld in beeld. Het is alles door God geschapen. We kunnen er uit afleiden dat Eden een centrale plaats had. De verwijzing naar goud en onyx suggereert dat het land rijk is aan grondstoffen. Deze materialen worden later geassocieerd met het maken van de tabernakel en de tempel.

vers 15 – God geeft de mens een opdracht: de aarde bewerken en onderhouden. Omdat dit bevel gegeven is voordat Adam zondigde, kwam het werken niet als gevolg van de zonde. Het is een deel van Gods goede bedoeling voor de mens in de schepping.

vers 16-17 – Van iedere boom in de hof is het de mens toegestaan om te eten, er staat zelfs dat de HEERE God dit aan de mens gebood. Hij verbiedt om te eten van de boom van kennis van goed kwaad. (Wanneer dit wel gebeurd, heeft dit ook gevolgen voor de schepping. Lees Genesis 3:17.)

vers 18 – Het is niet goed dat de mens alleen is: God Zelf merkt dit op, voordat Adam de kans krijgt daarover iets te zeggen. God stelt Zelf voor om voor de mens een gelijke te maken, een hulp voor hem. De vrouw is dus niet het evenbeeld van de man, maar een aanvulling op hem.

vers 19-20 – De naamgeving aan de dieren laat zien dat de mens autoriteit heeft over al de andere schepselen.

vers 21-23 – God vormt een vrouw uit het vlees van de mens. De tekst beklemtoont de eenheid tussen man en vrouw. Adam roept het vreugdevol uit: ‘Deze is ditmaal been van mijn been en vlees van mijn vlees’. Adam vindt in de vrouw zo zeer een gelijke aan zichzelf dat hij haar zijn eigen naam geeft: mannin. De Hebreeuwse woorden geven deze verbondenheid aan: iesj = man en iesja = vrouw.

Doelstelling

Weten: Kinderen leren dat God mensen heeft gemaakt met een opdracht: de aarde bewerken en onderhouden.

Ervaren: Kinderen ontdekken dat zorgen voor de schepping ook genieten is van al het moois dat God gemaakt heeft.

Doen: Kinderen bedenken samen hoe zij goed voor de schepping kunnen zorgen en gaan ook aan de slag met het bewerken van de schepping.

Lied

In de natuur kun je fijn spelen. Hutten bouwen, zandkastelen maken of een soepje brouwen van water en blaadjes. Misschien kunnen de kinderen nog meer opnoemen? Maak het voor oudere kinderen ook herkenbaar (zie werkboek). Waar spelen zij mee? Waar genieten ze van? Als je aan het spelen bent, geniet je eigenlijk van iets dat God heeft gemaakt. Maar, ook als je een roze koek eet of een lekker spekje, geniet je van wat God heeft gemaakt. Luister en kijk naar het lied ‘Dank U, dank U wel’ van Marcel en Lydia Zimmer. Je vindt dit op YouTube. Gebruik de versie met plaatjes. Benadruk na het lied nogmaals dat God alles heeft gemaakt. Dat alles wat wij gebruiken gemaakt is van iets uit de natuur, uit de aarde.

Vraag: Waar kun jij nu écht van genieten? Laat kinderen iets opnoemen en probeer ook de link te leggen naar de uiteindelijk grondstof, waar bijvoorbeeld een fiets of skatebord van gemaakt is. Materialen vinden hun oorsprong in een grondstof, mensen bedenken en bewerken dit.

Gebed

Laten we God bedanken voor al het mooie dat Hij ons heeft gegeven. Benoem in het gebed die dingen die de kinderen hebben genoemd bij het lied.

‘God, dank U wel voor de prachtige schepping. U heeft alles zo mooi gemaakt. De bomen en de dieren, de wolken en de zon, de … en de … . En ook alles wat wij gebruiken, ons eten en onze kleding en onze …, het komt bij U vandaan. Daarom loven en prijzen wij U want U bent de Maker van dat alles en van de hele aarde! Amen’.

Verhalen delen

Met de introductie komen de kinderen in het thema en kun jij meteen een kijkje nemen in hun leefwereld.  

 Zwerfafval   

Door de insteek bij zwerfafval te nemen, ontdekken kinderen dat het zorgen voor de schepping van God een actueel onderwerp is en ook dichtbij je eigen gedrag staat.

Nodig: Zorg voor wat afval: een klokhuis van een appel, bananenschil, colablikje, kauwgom, enzovoorts. Leg dit afval op een tafel (op een vuilniszak) in het midden van de kring. Zoek van tevoren op het internet op hoelang het duurt voordat deze materialen verteerd zijn. Een aantal items vind je ook in het werkboekje.

Gesprek: Kijk eens op de tafel. Ik heb wat zwerfafval gevonden in het plantsoen. Als dit was blijven liggen, dan had het lang geduurd voordat het vergaan was. Weet jij welk afval het langste had blijven liggen? En welk afval zou het snelste helemaal vergaan zijn? Laat de kinderen eerst zelf met antwoorden komen. Vraag waarom zij dit denken. Vertel dat wanneer afval in de natuur terechtkomt en het niet wordt opgeruimd, het dagen tot járen kan duren voordat het vergaat. Sommige soorten afval vergaan zelfs nooit! Hierna kun je bij elk voorwerp vertellen hoelang het duurt voordat het weg is. Een klokhuis of een bananenschil (groente-tuin-en-fruit-afval) zijn biologisch afbreekbaar. Dit wil zeggen dat bacteriën en schimmels ervoor zorgen dat het verteerd. Het klokhuis van een appel is al na twee weken verteerd, maar het verteren van een bananenschil kan wel twee jaar duren. Toch maar in de prullenbak gooien dus! Een colablikje kan wel 50 jaar blijven rondzwerven en kauwgom duurt ongeveer 25 jaar.  

Eindig met: Nu je weet dat iets zo lang in de natuur kan rondzwerven, gooi je toch zeker je kauwgom voortaan in de prullenbak? Op die manier kun jij meteen zorgen voor de schepping van God. En dat is ook wat God vraagt aan ons. Hij vraagt of wij de schepping willen onderhouden en beschermen. Hoe we dat precies kunnen doen? Daar gaan we het vandaag over hebben. Eerst maar eens kijken waar die opdracht in de Bijbel staat.

Bijbel

Gods opdracht aan mensen

De kinderen denken na wat het betekent dat God de opdracht geeft om de aarde te onderhouden en te bewerken.

Nodig: Bijbels, werkboek, pennen.

Vertel: ‘Wat lijk jij op je vader!’ Hoor jij dat ook wel eens? Soms ontmoet je iemand die jou niet zo goed kent, maar die wel je familie kent: bijvoorbeeld je broer of je moeder of je opa. Dan zien ze die persoon een beetje in jou. Nu lijk jij niet alleen op jouw familie. God heeft jou zó gemaakt dat je ook op Hem lijkt! Vraag: hoe weet ik dat? Het staat in de Bijbel in Genesis 1:26. (zoek op en lees voor). En omdat je op Hem lijkt, kun jij ook de opdracht die Hij geeft uitvoeren.

Werkboek: Lees of vertel eerst het verhaal uit Genesis 2:4-23. Hierna zoom je in op een aantal verzen uit dit bijbelgedeelte. Deze staan in het werkboek. Laat de kinderen samen of in kleine groepjes aan de slag gaan met de opdrachten. Bespreek de opdrachten kort, waarbij je ervoor zorgt dat de kern aangestipt wordt. Zoals je voor je tuin of je huisdier zorgt, zo mag je voor de aarde zorgen. Dát is Gods opdracht aan ons

Genesis 2: 5 en 15

– In vers 5 staat dat er geen mens is om de aardbodem te bewerken. De schepping van God kan dan wel heel mooi zijn, Hij wil ook dat het onderhouden wordt en dat er mensen komen om ervan te genieten. In vers 15 zorgt God ervoor dat de mens op de juiste plek terecht komt, om te zorgen voor de hof van Eden (de aarde). Deze verzen horen dus bij elkaar.

Genesis 1:26-31    

– Wij lijken op Hem. Daarom kunnen wij ook zorgen voor Zijn schepping.  

– Wij mogen heersen over vissen, vogels, vee, dieren, over de aarde. De opdracht die we krijgen is: talrijk worden en de aarde vervullen, onderwerpen, heersen. Maar wel met verantwoordelijkheid en zorg.  

Genesis 2:4-5 en 15  

– In vers 5 staat dat er geen mens is om de aardbodem te bewerken. De schepping van God kan dan wel heel mooi zijn, Hij wil ook dat het onderhouden wordt en dat er mensen zijn om ervan te genieten. In vers 15 zorgt God ervoor dat de mens op de juiste plek terecht komt, om te zorgen voor de hof van Eden (de aarde). Deze verzen horen dus bij elkaar.

– Hier woorden twee woorden genoemd die de opdracht van God aan mensen samenvatten: bewerken en onderhouden. Maak deze twee begrippen concreet. Om op veel ideeën te komen is het goed om dit in de grote groep te bespreken.

Bewerken: van wol een trui breien, appelmoes maken van appels uit de tuin, het avondeten klaarmaken, van hout ene tafel maken, een timmerman, een boer, tuinder, enzovoorts. Onderhouden: onkruid wieden, gras maaien, bomen snoeien, boswachter, plantsoenendienst, vuilnisman, veearts, de boer op het land, enzovoorts.  

In beweging

Bewerk de natuur!

Kinderen gaan aan de slag met een grondstof uit de natuur, gemaakt door God. Ze voeren de opdracht om ‘de aarde te bewerken’ zo concreet uit.

 Nodig: Maak een keuze waar je mee aan de slag wilt gaan en zoek alle materialen op. Het maken van verf wordt hieronder uitgewerkt, voor het maken van koekjes kun je zelf een recept via het internet opzoeken.

Vertel: De Heere God heeft ons de opdracht gegeven om goed voor Zijn schepping te zorgen. Wij mogen alles wat Hij laat groeien en bloeien gebruiken en we mogen er van genieten. Vandaag gaan we meerdere ingrediënten, die God ons schenkt, gebruiken en er iets moois mee maken.

Aan de slag: Ga aan de slag met één van de volgende opdrachten.

Koekjes bakken: Zoek zelf een recept op. Zorg dat alle ingrediënten en materialen klaarliggen. Laat de kinderen in groepjes de ingrediënten afwegen en de taken verdelen (kneden, vormpjes maken, versieren). Stop de koekjes in een mooi doosje en deel uit.

Tuintje aanleggen: Kijk of het mogelijk is een klein tuintje aan te leggen op het kerkplein. Misschien kun je een hoekje van het plantsoen hiervoor gebruiken, maar je kunt ook een grote aardappelkist neerzetten. Maak hier samen met de kinderen een tuintje van: vullen met aarde en zaaien van bijvoorbeeld bloemen of groenten. Kies iets wat eenvoudig opkomt en te bewerken is. Kinderen kunnen ook hun eigen minituintje maken in een diepvriesbak of klein kistje. 

Andere optie: Spel ‘Wie ben ik?

De kinderen raden wie ze zijn. Je kunt een dier zijn of je kunt iets doen wat met het zorgen voor de natuur/de schepping van God te maken heeft.

Nodig: Schrijf dieren en/of bezigheden op losse kaartjes en stop deze kaartjes in een doos.  De volgende kaartjes kun je maken: leeuw, slak, konijn, slang, ooievaar, poes, hond, enz. Maar ook: gras maaien, boom snoeien, onkruid harken, afval opruimen, kraan dicht draaien, snoeppapiertje in prullenbak doen, appels plukken, een boer die voor zijn dieren zorgt, enz.   

Vertel 1: De Heere God heeft ook alle dieren bedacht en gemaakt. Wij mogen daar van genieten. Welk dier vind jij heel mooi? Waar kun jij van genieten? Een poes die ligt te spinnen of een leeuw die keihard brult? Laat kinderen kort aan het woord hierover. Kun jij raden welk dier jij bent?

Vertel 2: Als je ook bezigheden wilt laten uitbeelden, kun je hier ook in je introductiepraatje aandacht aan geven. Hoe kun je nu voor de schepping van God zorgen? Wat kun je doen om de natuur netjes en mooi te houden? Laat kinderen met ideeën komen. Schrijf eventueel al hun ideeën meteen op losse kaartjes en stop ze ook in de doos. In deze doos zitten ook kaartjes met dingen erop hoe je voor de natuur kunt zorgen. Kun jij raden wat je aan het doen bent? 

Doen: Laat één kind een kaartje pakken. Als kinderen niet kunnen lezen, geven ze het kaartje aan jou en fluister jij het in het oor van het kind. Beeld uit wat er op het kaartje staat. De andere kinderen proberen het te raden. Je kunt bij dit spel meerdere variaties bedenken: – Stuur één kind naar de gang (Wie wil er naar de gang?) en trek een kaartje uit de doos. Vertel dit aan de groep. Iedereen gaat het dier uitbeelden of iedereen gaat onkruid wieden. Het kind op de gang moet het raden.

– Eén kind trekt een kaartje en de andere kinderen proberen te raden wat erop staat door vragen te stellen. Er mogen alleen ja en nee vragen gesteld worden.

– Maak twee (of meer) teams en laat ze tegen elkaar spelen. Eén kind van het team trekt een kaartje en beeld het uit voor zijn eigen team. Als het woord binnen twee minuten geraden is, krijgt het team een punt. Is het niet geraden, dan mogen de andere teams ook meedoen met raden. Wie het als eerste raad krijgt dan het punt. Vervolgens is het andere team aan de beurt. Voor oudere kinderen is dit leuker vanwege het wedstrijdelement.

Eindig het spel door de winnaar bekend te maken en/of geef de kinderen een groot compliment voor hun durf om iets uit te beelden.

Andere optie: De afvalrace

Kinderen spelen een wedstrijd waarbij verschillende soorten afval gesorteerd moeten worden. Een leuke verwerking die aansluit op de introductie over zwerfafval.

Nodig: Zorg voor verschillende soorten afval. Groen afval: hout/takken en blaadjes. Plastic afval: plastic borden, lepels, tasjes, bakjes. Papier afval: kranten, tijdschriften, wikkels. Kleding en/of schoenen voor de kledingcontainer. Per team één doos of wasmand om al het afval in te doen. Per team ook een aantal sorteerdozen, waar het afval gesorteerd in moet komen. Om het moeilijker te maken kun je materiaal gebruiken om hindernissen uit te zetten waar de kinderen eerst overheen/onderdoor moeten.

Voorbereiding: Per groep stop je alle materialen bij elkaar in één grote doos of mand. Het mooiste is als elk team hetzelfde materiaal heeft om te sorteren. Op de sorteerdozen maak je goed kenbaar welk afval erin moet. Dit kan door middel van kleuren of teksten. Groen is groen afval, blauw is papier, enz. Gebruik de kleuren die ook worden gebruikt bij echt afval scheiden. Zet eventueel een parcours uit.  

Werkwijze: Vertel dat het belangrijk is om de natuur, de schepping, schoon te houden. Thuis kun je daar ook aan meewerken door afval te scheiden. Wij gaan alvast oefenen… met de afvalrace! Verdeel de groep in drie of vier teams. Elk team probeert zo snel mogelijk het afval in de juiste bak te doen door middel van een estafettevorm. Het team dat als eerste klaar is heeft gewonnen. Zet alle teams achter een lijn. Speler één pakt iets uit de doos en rent ermee naar de andere kant, sorteert het afval in de juiste bak en rent weer terug. Tikt de volgende speler aan, die nu mag gaan rennen met het afval, enzovoorts.  

Slot: Maak de winnende groep bekend en bespreek met de kinderen hoe ze thuis nog meer kunnen doen aan het schoonmaken van de natuur zodat de schepping van God mooi blijft.

Gebed

Maak een keuze hoe je wilt eindigen.

Gebedspunten over verdriet en hoop

Hang een groot wit en zwart vel papier op. Zorg voor stiften en een witte stift om op het zwarte papier te kunnen schrijven. De kinderen kunnen hun gebedspunten ook in het werkboek opschrijven. Soms kun je verdrietig of boos worden omdat mensen de aarde stuk maken. Je ziet iets op social media of je hoort iets in de klas op school. Waar kun jij verdrietig om worden als je denkt aan die berichten? Schrijf dat met een witte stift op in het ‘zwarte vak’. Voor deze dingen kun je bidden en vragen of God helpt om dit beter te doen. Gelukkig is er ook hoop voor de aarde. Er zijn mensen en organisaties die zich hier helemaal voor inzetten. Denk maar aan Greenpeace, Amnesty International of andere natuur- en milieuorganisaties. Maar denk ook aan acties in het klein in jouw eigen dorp of stad. Wat geeft jou hoop en waar zou je dan voor kunnen danken? Schrijf dit in het witte vak. Bid en dank samen voor deze punten.

 Lied en gebed

Voor oudere kinderen geschikt.

Lees het lied ‘Maar er is hoop’ van Rikkert Zuiderveld voor. Of luister hiernaar via youtube. Bidt daarna deze woorden: Heere God, wij komen U vertellen over de dingen die kapot zijn in Uw schepping. Wij hebben daar verdriet over. Geef kinderen dan de gelegenheid zelf te vertellen (stil of hardop) waar zij aan moeten denken. Eindig het gebed met de woorden: Heere God, wij vragen U om vergeving voor alle keren dat wij de aarde stuk hebben gemaakt. Het spijt ons. Wilt U ons helpen om de aarde te beschermen? We danken U voor de hoop die U ons geeft. U laat de aarde niet in de steek. Als Jezus terugkomt, wordt heel de aarde weer goed! We kijken daar naar uit! Amen.