Beginsituatie

Tijdpad

Als je dit programma gebruikt op de kindernevendienst, zal je een keuze moeten maken uit de verschillende programmaonderdelen. Maak voor jezelf van tevoren een tijdpad. Kies voor jonge kinderen voor de Introductie en de Bijbelopdracht. Kies voor de oudere kinderen voor het onderdeel Bijbel en de Verwerking.

Beginsituatie

Als je kinderen vraagt naar Gods Koninkrijk, zullen ze eerder aan de hemel denken, dan aan het leven hier op aarde. We zullen kinderen moeten leren dat het Koninkrijk van God er al is, dat het met Jezus al begonnen is. Hij is immers de Koning van dit rijk en Hij is op aarde gekomen om te vertellen én te laten zien hoe het Koninkrijk van God eruit ziet. Gods Koninkrijk is ook vandaag te zien en te merken als je goed om je heen kijkt. Als je kinderen vraagt waar ze iets zien/merken van God en het geloof, zullen ze zeker concrete dingen op kunnen noemen. Denk maar aan: Hij hielp mij toen ik verdrietig was, als we samen zingen voor Hem, als ik de prachtige bloemen en bomen zie of als ik hier op de kinderclub/nevendienst ben en we samen praten over God. Dat zijn allemaal dingen waar je iets ziet ‘gloren’ van het Koninkrijk van God. We mogen kinderen hiermee bemoedigen en hoop geven. We mogen ze ook vertellen dat het Koninkrijk van God er nog niet helemaal is, maar dat het steeds een beetje méér te zien/merken is en dat Gods Koninkrijk eens volmaakt zal zijn (als Jezus terugkomt). Kinderen weten dat zij wonen in Nederland en dat ze daarmee inwoners/burgers zijn van dat land. Het woord burgers zal je moeten uitleggen. Vertel ook dat Nederland voluit Koninkrijk der Nederlanden genoemd wordt. Als burgers gedraag je je naar de gewoonten en gebruiken van het land waar je woont. Dat ben je gewend. Je zorgt er samen voor dat het er fijn wonen is. Nu ben je tegelijkertijd ook burger van een ander koninkrijk, namelijk het Koninkrijk van God. Als christen hoor je bij dit rijk. Samen mag je de Koning van dit rijk, Jezus, volgen en dienen.

Persoonlijke voorbereiding 

Markus 1:9-15

  • Lees het Bijbelgedeelte door.
  • Gebruik onderstaande punten voor je eigen voorbereiding.

De doop van Jezus

Markus begint zijn Evangelie niet met het geboorteverhaal van Jezus, maar met het verhaal van de doop van Jezus door Johannes de Doper. Dit wordt ook wel gezien als het begin van Jezus’ optreden in het openbaar. De eerste dertig jaar van zijn leven heeft Jezus waarschijnlijk in Nazareth doorgebracht. Maar nu wordt Hij door Johannes, en nog méér door God Zelf, aangewezen als de Messias. Jezus is als Gods Zoon zonder zonde, maar door zich te laten dopen identificeert Hij zich met mensen. Voor diezelfde mensen neemt Hij de zonden op zich.

Evangelie

Nadat Markus in een paar regels de doop en verzoeking van Jezus in de woestijn heeft geschetst, komt hij al snel tot de kern van zijn boodschap: met de komst van Jezus is een nieuwe tijd aangebroken en dat is goed nieuws! Evangelie (vers 1 en 14) betekent ook ‘goed nieuws’. Wij gebruiken het woord Evangelie met name om het geloof aan de duiden. Maar in de tijd van de Bijbel had dit woord een andere, specifieke betekenis, namelijk de boodschap dat er een nieuwe keizer aangetreden was. Markus gebruikt deze term nu voor het aantreden van een schijnbaar gewone man, die een koning blijkt te zijn van groter formaat dan welke keizer dan ook.

Het Koninkrijk is nabij

Het Koninkrijk is nabij gekomen, zegt Jezus in vers 14. Jezus roept mensen op om in actie te komen. Direct hierna lezen we van de roeping van de discipelen. Het Koninkrijk wordt werkelijkheid doordat mensen het goede nieuws geloven. Dit geloof vraagt om een ‘omkeer’, want Gods Koninkrijk staat haaks op onze wereld. Het begint met wat God doet, het Koninkrijk is niet iets dat wij bouwen, maar dat God laat komen. Het gaat groeien doordat mensen de knie buigen voor Jezus. We moeten het wel ontvangen. Dat kan door te blijven geloven (tegen alles wat je ziet in), jezelf toe te vertrouwen aan koning Jezus en door ernaar te handelen. Je moet daarvoor wel met andere ogen naar de werkelijkheid gaan kijken. We moeten leren leven in de spanning tussen het ‘alreeds’ en het ‘nog niet’ en dat vraagt een bepaalde manier van omdenken.

Bekeer u en geloof

Jezus zegt in vers15 dat we ons moeten bekeren. Het Griekse woord ‘metanoia’ wordt hier gebruikt en dat heeft iets in zich van ‘omdraaien’ en van ‘verandering’. Eerst leefde je met je rug naar God toe, maar nu richt je je op Hem. Dan zie je pas wie Hij is en wat Hij wil. In deze prediking van Jezus is bekering direct gekoppeld aan het geloof in het Evangelie. Er staat: ‘bekeer u en geloof…’. Bekering is daarmee een verandering van binnenuit, en komt tot uiting in het volgen van Jezus in het leven van elke dag. Om je te bekeren heb je de heilige Geest nodig, die je de ogen opent voor Hem. Dat doe je dus niet automatisch zelf. Maar, er wordt ook wel eens gezegd: bekering is 100% Gods werk en 100% ons werk. Jezus zegt het hier Zelf, Hij doet een appèl op je. Bekering is iets dat je van God krijgt, maar tegelijkertijd is het een opdracht. Het zijn twee kanten van dezelfde medaille. Als je het goede nieuws van Jezus’ redding gelooft én Hij spreekt woorden met macht, dan kun je je op zijn woord en gezag bekeren. Dat vraagt van jou dat je je overgeeft aan de heerschappij van Christus in jouw leven. Dan ga je verlangen naar meer van zijn Koninkrijk, dat het zichtbaar en vervuld wordt. Pas als Jezus terugkomt, zullen we het Koninkrijk ten volle zien. Maar in Mattheüs 28 (zie ook bij ‘Het Koninkrijk is nabij’) zegt Jezus dat we ons tot die tijd aan de volgende belofte vast mogen houden: ‘En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld’ (vers 20).

Doelstelling

Weten: Kinderen weten dat als ze Jezus volgen en in Hem geloven, zij burgers mogen zijn van zijn Koninkrijk.

Ervaren: Kinderen beseffen dat Jezus de Koning in hun leven wil zijn en dat dit van hen geloof en bekering vraagt.

Doen: Kinderen oefenen het om burgers van het Koninkrijk van God te zijn.

Lied

Zing samen het lied ‘Zoek eerst het Koninkrijk van God’ uit de liedbundel Op Toonhoogte 238. Misschien moet je het lied eerst nog even aanleren. Met oudere kinderen is het leuk om dit lied in canon te zingen.

Stel na afloop een aantal vragen over dit lied: Het gaat in dit lied over het zoeken van het Koninkrijk van God. Wie weet wat er met dit Koninkrijk wordt bedoeld? Waar moet je dat Koninkrijk zoeken? Is het er nu al denk jij? Weet jij ook wie de Koning van dit Koninkrijk is?

Weet je wat ik zo mooi vind? Dat je dit Koninkrijk nu al kunt zien! Echt waar! Daar gaan we het vandaag over hebben.

Gebed

‘God, wilt U ons een fijne bijeenkomst geven. Zodat we het goed hebben en niemand zich buitengesloten voelt. Wij horen bij elkaar omdat we allemaal bij U horen. U bent onze Koning en we willen doen wat U zegt. Wilt U ons helpen om goede inwoners (burgers) te zijn van uw Koninkrijk. Amen.’

Verhalen delen

Met de introductie komen de kinderen in het thema en kun jij meteen een kijkje nemen in hun leefwereld. 

Gesprek over een paspoort

Nodig: Zorg voor een paspoort met heel veel stempels erin. Misschien moet je dit even te leen vragen van iemand uit de familie of gemeente. Het leukste is het als er stempels van allerlei verschillende landen instaan. Lukt dit niet: neem dan in elk geval wel een paspoort of ID-kaart mee om te laten zien. 

Gesprek: Vertel dat je iets hebt meegenomen om te laten zien. Houd het paspoort omhoog en vraag aan de kinderen wat dit is. Waarom heb je dit eigenlijk nodig? Heeft iedereen een paspoort? Sommigen mensen hebben een ID-kaart. Dan kun je niet over heel de wereld reizen. Wanneer heb je een paspoort nodig? Heb jij ook een paspoort of ID-kaart? Open nu het paspoort en laat zien dat er allerlei stempels in staan. Vraag wat dit voor stempels zijn? Dit zijn stempels van allerlei landen. Wanneer krijg je zo’n stempel? Als je in een ander land komt, dan moet je de grens over en krijg je een stempel. Dat is een bewijs dat je echt dat land in mag. Stel dat je naar Amerika gaat en je krijgt zo’n stempel in je paspoort, ben je dan ook meteen een inwoner van dat land? Ben je dan Amerikaan? Nee, je blijft altijd Nederlander. Dat is het land waar jij woont. Je blijft altijd burger van Nederland, oftewel van het Koninkrijk der Nederlanden!

Maak de overstap naar het Bijbelgedeelte als volgt: Nu is er tóch nog een ander land, een koninkrijk, waar jij ook burger van bent! Je bent burger van Nederland, maar ook van dit ‘land’/koninkrijk. En dat is het Koninkrijk van God! Jezus vertelt hierover in het Bijbelgedeelte.

Bijbel

Vertel het Bijbelverhaal aan de kinderen. Hieronder vind je hiervoor een voorbeeldvertelling. Na het verhaal mogen de kinderen de puzzel maken uit het werkboek.

Brug van de introductie naar de vertelling

Jij bent een inwoner, een burger, van Nederland. Met een heel duur woord noem je ons land ook wel ‘Het Koninkrijk der Nederlanden’. Jezus vertelt ons dat er nóg een koninkrijk is: het Koninkrijk van God. En weet jij dat je daar ook een burger/ inwoner van mag zijn? Luister maar wat Jezus hierover vertelt.

Verhaal

‘Hanna! Weet je wat ik gezien heb?’ Ruben komt rennend naar haar toe. ‘Toe Ruben, doe eerst even rustig. Ga eens even zitten. En vertel me dan wat je gezien hebt.’ Ruben komt naast haar zitten en begint dan met zijn verhaal. ‘Ik ben weer samen met mijn vader naar de Jordaan gegaan. Je weet nog dat ik gisteren over die man met een mantel van kameelhaar vertelde, over Johannes?’ Hanna knikt. ‘Nou, hij was er vandaag weer. En het was er nu nog drukker! Heel veel mensen stonden naar hem te luisteren. Samen met mijn vader ben ik tussen al die mensen gaan staan. Johannes doopte weer mensen in de Jordaan, maar hij vertelde ook dat er na hem Iemand kwam die belangrijker was dan hem. Hij was het zelfs niet waard om zijn sandalen los te maken! Ik keek om mij heen om te zien hoe de mensen reageerden op deze woorden. Maar toen hoorde ik achter mij Iemand lopen. Hij liep langs mij heen en ging zo de Jordaan in. Johannes stopte met praten en keek die Man aan die naar hem toe kwam. Ik zag hoe Johannes zijn hoofd schudde, maar de Man liep steeds verder de Jordaan in totdat Hij vlak voor Johannes stond. Johannes moet hem gekend hebben, want hij schudde weer met zijn hoofd. Ik keek om mij heen en merkte dat iedereen nu muisstil was. De mensen hadden het vast in de gaten: hier was iets bijzonders aan de hand. Want waarom schudde Johannes met zijn hoofd en waarom leek het of hij Hem niet wilde dopen? Ik snapte er niets meer van. Het werd steeds stiller en allemaal waren we in afwachting wat Johannes ging doen. Ik zag hoe hij de Man vastpakte en onder het water duwde. En toen gebeurde het… zodra die Man weer boven water kwam, hield Hij zijn ogen in de richting van de hemel. (In de Bijbel staat dan wat Jezus zag, we weten niet of de andere mensen dit ook zagen.)  Hij zag de hemel openscheuren en de heilige Geest kwam naar beneden als een duif. Er klonk een stem uit de hemel. De stem zei: ‘U ben Mijn geliefde Zoon en Ik hou van U’. Ik keek weer naar Johannes en zag hoe hij de Man aankeek. De Man draaide zich om en liep uit het water, Hij ging weg. Iedereen keek Hem na en niemand durfde iets te zeggen. Ik keek mijn vader aan, maar ook hij snapte niet wat hier was gebeurd. Ik keek Johannes aan en het leek wel of hij heel zachtjes zei: ‘Dit bedoelde ik net te zeggen.’

Ruben is even stil en kijkt Hanna aan. ‘Wacht even, wat bedoel je nu? Denk je dat Johannes wilde zeggen dat die Man de Man was over wie hij zei dat Hij belangrijker was dan hem?’ Hanna kijkt Ruben vragend aan. ‘Ja, dat denk ik wel. Maar ik weet het ook niet zeker hoor. Toen ik net terug liep naar huis durfde ik het eigenlijk niet aan mijn vader te vragen, maar nu jij het zo zegt dan moet het haast wel waar zijn. Die andere Man was vast heel belangrijk, maar zo zag Hij er helemaal niet uit. Hij had heel gewone kleren aan.’ ‘Maar waar liep Hij heen dan?’ ‘Hij ging richting de woestijn en toen kon ik hem niet meer zien.’ Hanna denkt even over de woorden van Ruben na en dan zegt ze: ‘Weet je, Ruben, ik denk dat we van die andere man nog wel eens wat gaan horen.’ ‘Ja dat denk ik ook. En weet je? Heel eerlijk gezegd hoop ik het ook, want ik ben nieuwsgierig naar die Man geworden. Wie is Hij? Misschien komt Hij nog wel een keer langs.’

Enkele weken later zijn Hanna en Ruben weer met elkaar aan het spelen. Soms hebben ze het nog over die Man, maar ze hebben Hem niet meer gezien. Ruben heeft het er soms ook nog over met zijn vader, maar ook hij weet niet wie die Man was. Wat ze allebei wel weten is dat die Man belangrijk was, een Man die ze graag nog een keer weer willen horen en elke dag hopen ze dat ze Hem nog een keer kunnen zien. Middenin het spel zegt Hanna opeens: ‘Ssst… Ruben, hoor jij dat ook?’ Hanna gaat staan en kijkt waar het geluid vandaan komt. Helemaal in de verte ziet ze een grote groep mensen lopen. Waar zouden die naartoe gaan? Naast zich ziet ze dat Ruben ook is gaan staan. Ook hij ziet de groep mensen. Maar hij blijft niet staan, hij begint te rennen. ‘Ruben, wacht!’ Zo snel als ze kan, rent Hanna achter Ruben aan. En dan ineens staat Ruben stil. Hanna botst bijna tegen hem op. Ruben kijkt Hanna aan. ‘Dat is Hem!’ ‘Wat bedoel je?’ ‘Dat is de Man over wie ik laatst vertelde. Hij was het die toen werd gedoopt en waarvan Johannes zei dat Hij belangrijker was dan hem. Ze proberen dichterbij te komen zodat ze kunnen horen wat Hij zegt. En vol verbazing luisteren ze allebei naar de Man. ‘De tijd is vervuld en het Koninkrijk van God is nabijgekomen; bekeer u en geloof het Evangelie.’ Hanna en Ruben kijken elkaar aan. Wat bedoelt de Man met deze woorden? Welke tijd is er vervuld en wat bedoelt Hij met het Koninkrijk van God dat volgens Hem dichtbij is gekomen? De Man loopt weer verder richting het meer. Dan tikt de vader van Ruben hen op de schouders. ‘Gaan jullie ook mee naar huis?’ ‘Ja maar, ik wil nog zo graag luisteren naar Hem. Wat Hij vertelt is zo mooi, maar ook zo moeilijk’.

Onderweg praten Ruben en Hanna aan één stuk door. ‘Pap, wat bedoelde die Man met het Koninkrijk van God, dat nu dichtbij is gekomen?’ ‘Ruben, op al jullie vragen heb ik ook nog geen antwoord. Maar wat ik wel weet is dat er nieuwe tijd is aangebroken. Misschien hebben jullie ook wel gehoord dat Hij het woordje Evangelie gebruikte? Dat betekent dat er een nieuwe keizer is aangetreden en dat is goed nieuws! ‘Maar Hij zag er helemaal niet uit als een keizer?’ ‘Dat klopt en dat maakt het nog mooier: Hij is groter dan welke keizer dan ook, dat is het goede nieuws!’ ‘Pap, u gelooft echt wat Hij zei hè?’ ‘Ja jongen, dat doe ik zeker!’ Ik geloof dat Hij een ander Koninkrijk zal brengen, een Koninkrijk waar wij burger van mogen worden.’ ‘Hoe dan?’ Hanna en Ruben kijken hem vragend aan. ‘Door te geloven wat deze Man ons net vertelt heeft en door Hem te volgen.’ ‘Maar vader, dan moet ik nu toch achter Hem aan gaan?’ vraagt Ruben. ‘Dat kan, maar je kunt Hem ook volgen in ons dorp. Door daar over Hem te vertellen en te leven zoals Hij dat van je vraagt. Op die manier mogen we burgers worden van zijn Koninkrijk.’ Ruben en Hanna kijken elkaar lachend aan. Dat is wat ze willen! Van dat Koninkrijk willen zij burgers worden!

Afronding

Als jij in Jezus gelooft, mag je ook een burger/bewoner zijn van het Koninkrijk van God. Hoe je dat doet? Door Jezus te volgen en te doen wat Hij zegt. Dat kun je gewoon doen op jouw plek, in jouw woonplaats en ook in jouw gemeente. Vraag aan de kinderen hoe zij dit kunnen doen.

Puzzel

Antwoorden van de puzzel:

  • Wie vertelt dat Jezus eraan komt? Johannes
  • Dit doet Johannes bij Jezus. Dopen
  • God zegt: Dit is mijn… zoon
  • Wat komt er uit de hemel? Duif
  • Waar gaaat Jezus naar toe? Woestijn

In beweging

Maak een paspoort

Nodig: Download dit werkblad en print het op stevig papier (160 gr.) zo kan je er een echt boekje van maken. Zorg voor kleurpotloden en/of stiften. Zoek ook een leuke stempel op.

Werkwijze: Leg de opdracht kort uit en zet de kinderen aan het werk. Ze mogen elkaar helpen: dat is juist leuk! Zorg voor een meetlint zodat ze elkaar kunnen opmeten. Eventueel plak je een meetlint op de deurpost zodat ze hier eenvoudig even kunnen gaan staan. In het paspoort mogen ze ook iets tekenen wat volgens hen hoort bij het Koninkrijk van God. Denk hierbij aan een kroontje, een kruis, een hart, enzovoorts. Als ze klaar zijn met het invullen van hun paspoort, mogen ze het aan jou laten zien. Zorg dat je een mooie stempel hebt, om er dan bij wijze van ‘echtheid/goedkeuring’, een stempel in te zetten! Geef het paspoort mee naar huis.

Gebed

Ik hoop dat jij ook al iets ziet van het Koninkrijk van God. Je mag weten dat het nog veel mooier wordt! Daar mag je ook naar uitkijken en naar verlangen.

Zing samen het lied ‘Ik zit op het puntje van mijn stoel, uit Op Toonhoogte (524). Eindig met een kort dankgebed.