Beginsituatie

Beginsituatie

  • De meeste jongeren zijn  bekend  met    Dat  wil  zeggen:  armoede  ver  weg.  Ze  kunnen  zich  beelden  voor  de  geest  halen  van  uitgehongerde  kinderen  in  Afrika, en hebben allemaal wel een keer meegedaan aan een sponsorloop of een andere actie om geld in te zamelen voor de derde wereld.
  • Armoede dichtbij staat daarentegen  verder  bij  hen    Met  armoede  in  Nederland  zullen de meeste jongeren minder bekend zijn, al heeft de discussie over nut en  noodzaak  van  voedselbanken  de  armoede dichtbij  wel  meer  zichtbaar  gemaakt.  Misschien  dat  armoede  dichtbij  voor  sommige  jongeren  ook  een  ‘gezicht’  heeft,  maar  meestal  wordt  uit  schaamte  of  uit  angst  om  status  te  verliezen  armoede  onzichtbaar  gehouden.  Jongeren  weten  niet  altijd  of  klasgenoten, buren of bekenden in hun woonplaats in armoede leven.
  • Jongeren kunnen het gevoel hebben dat zij toch niets aan de armoede van anderen kunnen doen. Dat is toch een zaak van de overheid. Of het idee overheerst dat arme mensen dit aan zichzelf te danken hebben. Het is belangrijk om jongeren ervan bewust te maken dat dit niet altijd het geval is en dat er daadwerkelijk manieren kunnen zijn om juist deze mensen te ondersteunen.
  • In dit programma gaat het er niet alleen om dat jongeren zich bewust worden wat armoede is, maar dat het belangrijk is er concreet voor in actie te komen. Ze denken na over wat de Bijbel over armoede te zeggen heeft. In het geloof worden woorden en daden aan elkaar verbonden.
  • In de programma wordt het bredere doel ‘het liefdevol dienen van anderen’ (zie het volwassen programma) toegespitst op oog en zorg voor armen.


Opmerkingen vooraf
Bedenk of er in jouw groep jongeren zijn die in (relatieve) armoede leven. Wees je ervan bewust dat dit programma confronterend kan zijn voor hem of haar.

Doelstelling

  • Jongeren leren dat geloven in Jezus zichtbaar wordt door liefdevolle dienst aan onze naaste, in het bijzonder aan de armen.
  • Jongeren ervaren (of ontdekken) dat onze woorden en daden onlosmakelijk aan elkaar verbonden horen te zijn.
  • Jongeren oefenen om zonder onderscheid te maken hulp te bieden aan wie dat nodig heeft.

Jakobus 2:14-17

Jakobus verbindt in zijn brief nadrukkelijk geloof en levensstijl aan elkaar. In zijn betoog heeft de zorg voor armen een belangrijke plek. Wat heeft het geloof namelijk voor zin, als je de ander gebrek laat lijden? Juist door je te bekommeren om de naaste die gebrek lijdt, zegt Jakobus, laat je zien dat je je geloof serieus neemt.

Lied

Luister naar het lied ‘Ik was hongerig’. Je kunt op youtube goede varianten van dit lied vinden.

Verhalen delen

Laat de jongeren iets vertellen over de periode tussen de vorige Focus-avond (waar het ging over vrucht dragen) en deze avond. Vraag ze bijvoorbeeld om positie in te nemen op een denkbeeldige lijn in de zaal. Het ene uiterste staat voor: ‘Na de vorige avond heeft niemand er ook maar iets van gemerkt dat we het toen gehad hebben over vrucht dragen.’ Het andere uiterste staat voor: ‘Na de vorige avond was het goed te merken dat we het toen gehad hebben over vrucht dragen.’ Vraag een aantal jongeren iets te vertellen over hun (gebrek aan) ervaringen.

Introductievorm

Wat is arm? En wat is rijk?

Door middel van stellingen over armoede krijg je inzicht in hoe het thema armoede onder jongeren leeft. Ook bevat de werkvorm feitelijke informatie over armoede in Nederland en wereldwijd.

Benodigdheden

  • Groot vel met ‘WAAR’ en met ‘NIET WAAR’
  • Plakband
  • Voor elke jongere een werkboekje met de stellingen

Werkwijze

  • Zorg dat de stoelen en tafels niet in de weg staan. Hang links in de zaal een groot vel papier op met ‘WAAR’ en aan de rechterkant een vel papier met ‘NIET WAAR’. Zorg dat je de stellingen uit bijlage bij de hand hebt en ook de toelichting gelezen hebt, zodat je na de stelling ook vlot het goede antwoord kunt presenteren.
  • Lees één voor één de stellingen voor, laat de jongeren kiezen door links of rechts in de zaal te gaan staan. Je kunt één of twee jongeren vragen naar hun keuze.
  • Geef daarna het juiste antwoord, en de extra toelichting. Let op. Sommige stellingen vragen naar een mening. Er is dus geen goed of fout antwoord.
  • Vraag de jongeren ook eens wie er in zijn of haar nabije omgeving bekend is met armoede. Laat de deelnemer iets vertellen over deze concrete situatie. Wat vinden de jongeren hier nu eigenlijk van?

Stellingen en antwoorden

Stelling Waar/Niet waar Toelichting
1. Meer dan 1 miljard mensen in deze wereld leven van minder dan 2 dollar (dat is ongeveer 1,65 euro) per dag. Niet waar Ongeveer 700 miljoen mensen leven van minder dan 2 dollar per dag. Dat is 1 op de 10 wereldburgers.

 

2. De Europese armoedegrens voor een echtpaar met twee kinderen is een inkomen van €2000 bruto per maand. waar Deze cijfers (uit 2018) gelden dus ook voor Nederland. Voor alleengaanden is dit nog weer lager. Ook veel zzp-ers vallen onder deze grens.
3. Ongeveer 15 procent van de

Nederlanders leeft onder de

armoedegrens.

Niet waar Volgens cijfers van het armoedefonds leefde in 2018 7,9% van de Nederlanders onder de armoedegrens. Dat zijn altijd nog ruim een half miljoen huishoudens.
4. Van een minimumloon kan ik niet leven! mening De stelling vraagt naar een mening. Het minimumloon is in Nederland € 1.680 euro bruto per maand voor mensen ouder dan 21 jaar.
5. Vooral alleenstaande ouders met

minderjarige kinderen hebben met

armoede te maken

Waar Meer dan 70% van deze alleenstaande ouders heeft met enige vorm van armoede te maken.

 

6. Armoede is een schending van de mensenrechten. mening De stelling vraagt naar een mening. Er is wel een uitspraak over gedaan gedurende de Wereldconferentie Mensenrechten in Wenen, in juni 1993: “het bestaan van alom verspreide extreme armoede het volledige en effectieve genot van mensenrechten belet… vooral de economische, sociale en culturele rechten.” (Artikel 14)
7. 29% van de wereldbevolking heeft geen watervoorziening in of rond hun huis. Waar In 2015 had 71% van de wereldbevolking (5,2 miljard mensen) een drinkwatervoorziening in of aan hun huis met schoon drinkwater wanneer ze het nodig hadden. 17% (1,3 miljard mensen) moet het stellen met een basisdienst: een verbeterde drinkwaterbron die op een kwartier afstand ligt. 844 miljoen mensen hebben zelfs dat niet: ze zijn langer dan een halfuur onderweg om drinkwater te halen (263 miljoen mensen), zijn aangewezen op een niet-verbeterde bron zoals een put of bron waar ook dieren van drinken (423 miljoen) of drinken oppervlaktewater uit rivieren, meren of kanalen (159 miljoen).
8. In Nederland zijn minder dan 150

voedselbanken actief.

Niet waar Er zijn er (2018) 171. Elke week halen ongeveer 140.000 mensen een pakket op bij een Voedselbank in hun woonplaats.
9. De betekenis van ‘leven in armoede’ hangt altijd af van het land waar je woont. mening De stelling vraagt naar een mening. De vraag is: in welke zin maak het verschil?
10. Elke vijf seconden sterft er een kind door honger. Waar In 2017 stierven naar schatting 6,3 miljoen kinderen jonger dan 15 jaar, of 1 kind per 5 seconden.
Onze wetenschap en technologie zorgen ervoor dat de landbouw voldoende produceert om 12 miljard mensen te voeden. Maar het voedsel wordt zo ongelijk verdeeld dat we in het westen te kampen hebben met een obesitasplaag en ongezond dikke mensen, terwijl er wereldwijd 10 tot 15 miljoen mensen sterven aan ondervoeding.

Bijbelstudie

Jakobus 2:14-18: geloven met of zonder daden?

Benodigdheden

Voor elke jongere het werkboek en een pen.

Werkwijze

Laat de jongeren het bijbelgedeelte lezen en persoonlijk de volgende vragen stellen:

  • Wat wil ik leren van dit bijbelgedeelte (bedenken)?
  • Waarvoor wil ik God naar aanleiding van dit bijbelgedeelte bedanken?
  • Wat wil ik naar aanleiding van dit bijbelgedeelte als schuld aan God belijden?
  • Waarvoor wil ik naar aanleiding van dit bijbelgedeelte bidden?

Ga in gesprek met elkaar over de antwoorden. Probeer via de antwoorden met elkaar de kern van dit bijbelgedeelte te ontdekken en samen te bespreken. Mogelijke antwoorden zouden kunnen zijn: Bedenken: wat heb ik eigenlijk weinig te maken met armoede, dank U Heer! Of: Eigenlijk ken ik wel mensen die in armoede moeten leven. Heer, wilt U mij helpen om iets voor hen te betekenen? Belijden: Heer, wat ben ik vaak weinig herkenbaar als christen. Bidden: wilt U mij moed en daadkracht geven om er voor arme mensen te zijn?

In beweging

Laat armoede ver weg dichtbij komen

Aan de hand van een aantal concrete verhalen van armoede denken de tieners/ jongeren door over armoede en de achterliggende problematiek

Benodigdheden

  • Voor elke jongere het werkboek

Werkwijze

  • Lees vooraf zelf de casussen goed door. Je vindt ze hier in de handleiding onder deze werkwijze. Elke casus bestaat uit een kleine tekst die de casus introduceert, een aantal denkduwtjes en tenslotte het vervolg. Lees eerst alleen de eerste alinea en bedenk voor jezelf wat dit te betekenen heeft.
  • Vertel dat ontwikkelingshulp lastig is omdat de situatie complex is, de plek afgelegen, financiën vaak ontbreken en de bevolking niet altijd gewend is om te denken in oplossingen. Toch nemen in allerlei ontwikkelingslanden kerken en organisaties initiatief in de strijd tegen armoede.
  • Deel de  groep in  kleine  groepjes,  of  ga  verder  in  de    Lees  in  het  groepje  de  eerste  casus  voor.  De  casus  schetst een dilemma.
  • Bedenk in het groepje wat hier precies het probleem is, en welke oorzaken verder een rol spelen in de situatie.
    Bedenk welke oplossingen er mogelijk zijn:
    – Wat heeft de persoon nodig?
    – Hoe is dit te realiseren?
    – Wat zou de rol van de locale kerk kunnen zijn?
    – Wat zou een probleem kunnen zijn bij het uitvoeren van de oplossing.
  • Maak bij  het  gesprek  gebruik  van  de  denkduwtjes  die  onder  de  casus    Rond elke casus af met de afsluitende tekst die eronder staat. Reflecteer met elkaar op de strijd tegen armoede en wat hierin mogelijk is.
  • Rond af door te bespreken dat armoede een complex probleem is. Het is een bijbelse opdracht om er iets tegen te doen, en tegelijkertijd zijn ook verslavingen, ziektes, de verdeling van water en oorlog deel van het probleem. Des te belangrijker dat mensen en organisaties zich inzetten om iets aan deze situatie te doen.

Casus 1
De Indiase Ambala (38) is besmet geraakt met aids door haar echtgenoot. Haar echtgenoot overlijdt en haar schoonmoeder vindt dat het overlijden de schuld is van Ambala. Ambala wordt door haar schoonmoeder geïsoleerd van de buitenwereld. 

Gespreksduwtjes
Ambala is buiten haar schuld besmet geraakt. Dit overkomt heel veel mensen. Ambala heeft geen toegang tot goede medische zorg. Aidsremmers zijn te duur en de ziekte verergert. Ambala komt in een sociaal isolement. Ze wordt gemeden door familie en vrienden. Het gaat niet alleen om de ziekte in deze casus, maar ook om de pastorale zorgen de rol van de kerk. Als de kerk het stigma rondom aids kan doorbreken, dan is dat bij uitstek de plaats waar mensen opgevangen kunnen worden.

Vervolg casus
Ambala heeft geluk, mensen in haar dorp meldden de situatie bij een plaatselijke hulporganisatie. Na lang aandringen mag een arts haar onderzoeken. Ze werd meteen in het ziekenhuis opgenomen. Inmiddels woont Ambala weer met haar kinderen in haar eigen huis. Ze krijgt steun in de vorm van schoolgeld en voedsel.

Casus 2
Stibia (13) uit de Kigezi vallei in Uganda moet elke dag naar het dal van de valleilopen om water te halen. Ze is al een paar keer mishandeld onderweg. Water is essentieel voor de familie. En dit wordt gezien als een taak voor de meisjes. Doordat ze water moet halen, komt Stibia regelmatig te laat op school. Hierdoor behaalt ze slechte resultaten.

Gespreksduwtjes.
Elke dag overlijden 5000 kinderen onder de vijf vanwege vervuild drinkwater. Het dorp van Stibia heeft ook geen drinkwater. Het halen van water wordt gezien als een taak voor de meisjes. Het water wat ze halen is van slechte kwaliteit. Onderweg worden ze soms mishandeld of verkracht. Vaak komen ze te laat op school. De toekomst is vaak dat ze school niet afmaken en vroeg trouwen.

Vervolg casus
De dominee van Stibia’s kerk is een waterproject gestart. Er werden grote watertanks gebouwd, waarin regenwater wordt opgevangen. Stibia hoeft nooit meer naar beneden te lopen. Ze kan nu elke dag naar school en een nieuwe toekomst is binnen haar bereik gekomen.

Casus 3
Nabalanya woont al lang in Noord-Kenia. Net als veel boeren houdt hij vee. Zijn gebied is de laatste jaren zwaar getroffen door aanhoudende droogte. Het klimaat verandert en dat merkt Nabalanya maar al te goed. Het resultaat voor hem is, dat al zijn vee is gestorven op een paar kamelen na. Met de verkoop van dieren krijgt hij een inkomen waardoor zijn kinderen naar school kunnen en hij eten kan kopen. De meeste mensen in zijn dorp zitten in een vergelijkbare situatie. Vroeger konden ze zich voorbereiden op de droogte, maar tegenwoordig komt de droogte onaangekondigd door de klimaatverandering. Kan hij nog blijven wonen in dit gebied, of is het beter om te verhuizen?

Gespreksduwtjes
Droogte heeft een enorm impact op mensen die afhankelijk zijn van de seizoenen. Door de verandering van het klimaat veranderen deze seizoenen, met alle gevolgen van dien. Daarnaast zijn de voedselprijzen hoog. Dit heeft meteen effect op mensen die 80% van hun inkomen aan voedsel besteden. De plaatselijke bevolking moet op een andere manier gaan nadenken. Het water kan bijvoorbeeld vastgehouden worden of opgeslagen. De boeren kunnen overgaan op het houden van kamelen; die kunnen beter tegen de droogte.

Vervolg casus
De lokale Anglicaanse kerk is een voedsel-voor-werk programma gestart. Hierdoor hebben 850 families mais, bonen en olie ontvangen in ruil voor werk. Hierdoor is niemand in het dorp als gevolg van honger gestorven. In het programma werken deelnemers 12 dagen per maand mee aan het bouwen van dammen die water vasthouden, ook worden er wegen aangelegd, toiletten gebouwd en worden maatregelen genomen om erosie tegen te gaan. Nabalanya heeft besloten kamelen en kuikens te fokken, hij hoopt een klein bedrijfje op te zetten.

Casus 4
Saskia (10 jaar) haar vader zit in de gevangenis. Hij heeft als vrachtwagenchauffeur illegale ladingen meegenomen. Saskai haar moeder probeert wat te verdienen, maar moet ook voor het kleine broertje van Saskia zorgen. Ze hebben weinig familie en vrienden in de buurt. Niemand wil meer met hen te maken hebben. Saskia merkt steeds meer dat het er bij haar thuis anders aan toegaat. Er is geen geld voor uitjes of voor nieuwe kleren. Nu het nieuwe schooljaar is gestart krijgt zij als een van de weinige in de klas geen nieuwe schoolspullen en kan ze niet op een sport.

Gespreksduwtjes
Armoede heeft enorme impact op kinderen. Kinderen en jongeren die in armoede opgroeien: lopen vaak een (leer)achterstand op, zijn minder vaak lid van een sportvereniging, verlaten vaker voortijdig school, hebben meer risico op een slechte gezondheid, scoren vaker lager dan gemiddelde schoolresultaten en hebben later vaak minder goed betaalde banen. Door schaamte durven ouders vaak niet hun situatie te vertellen aan anderen. Hierdoor weten ze vaak ook niet welke mogelijkheden er zijn. Kinderen mijden vaak het contact met andere kinderen, waardoor zich eenzaam voelen of worden gepest.

Vervolg casus
Een buurvrouw uit de straat neemt de tijd om dit gezin beter te leren kennen. Zij is open en gastvrij. Saskia en haar moeder durven hun situatie met haar te delen. De buurvrouw helpt hen op weg naar diverse instanties. Nu krijgen ze een schoolspullenpas. Hierdoor heeft Saskia voor het eerst nieuwe gymspullen en een etui gekregen. Daarnaast kan ze met geld van de gemeente op een sport. Daar maakt ze nieuwe vrienden. Haar moeder praat regelmatig met de buurvrouw, doordat zij haar zorgen kan delen wordt ze minder snel boos op de kinderen.

Verhalen delen

In gesprek met een diaken over armoede

Nodig (op tijd) een diaken uit. Kies iemand uit die veel en makkelijk kan vertellen over alles wat er speelt bij de diaconie. Vraag van te voren om een aantal concrete voorbeelden waarin de kerk/diaconie bijv. een gezin heeft ondersteund (uiteraard anoniem). Vertel de diaken ook dat de jongeren zelf ook vragen gaan bedenken en aan hem gaan stellen. Het moet dus geen monoloog worden, maar een interactief gesprek. Zorg dat je zelf ook een aantal vragen achter de hand hebt.

Gebed

Als er tijdens het programma concrete situaties van armoede zijn genoemd in de kerkelijke gemeente (of daarbuiten) is het goed om hier in het gebed specifiek bij stil te zijn. Je kunt ook concrete gebedspunten vragen aan de (jeugd)diaken.