Tijdpad

Als je dit programma gebruikt op de kindernevendienst, zal je een keuze moeten maken uit de verschillende programmaonderdelen. Maak voor jezelf van tevoren een tijdpad. Kies voor jonge kinderen voor de Introductievorm en de Vertelling. Kies voor de oudere kinderen voor het onderdeel Verhalen delen en Bijbel.

Beginsituatie

De meeste kinderen (en volwassenen!) zullen het herkennen dat als er iets tegen je gezegd wordt wat minder leuk is, het best lastig is om hier positief op te reageren. Denk maar terug aan een situatie dat je moeder je een goede raad gaf, maar dat jij dit eigenlijk niet wilde horen. Of stel je voor dat de juf jou op school een standje geeft, nou daar word je vast ook niet blij van. Misschien reageer jij dan wel boos of afwijzend en loop je zelfs gewoon weg. Het is ook lastig om met ‘rake woorden’ om te gaan. De woorden van Jezus zijn zeker raak! Ze raken je bestaan, je totale leven en je geloof in Hem. Op de woorden van Jezus, en daarmee op jouw geloof, wordt dan ook niet altijd zo positief gereageerd. Het roept vaak weerstand op. Als je de kinderen even op weg helpt met voorbeelden zullen ze dit zeker herkennen. Denk maar aan: hoe wordt er gereageerd als jij zegt dat je naar de kerk gaat, dat je niet mee mag doen omdat het op zondag is, dat je graag wilt bidden voor je eten. Maar ook: als jij opkomt voor iemand die gepest wordt op het schoolplein of als je er iets van zegt dat iemand vloekt. Ook dat doe je omdat je gelooft en niet iedereen zal het leuk vinden dat jij hier iets van zegt.

Persoonlijke voorbereiding

Lucas 4:14-30

– Lees het Bijbelgedeelte door.

– Gebruik onderstaande punten voor je eigen voorbereiding.

 

Verwondering

Het verhaal begint heel positief. Jezus is terug in Galilea en de verhalen over Hem gaan als een lopend vuurtje rond. Iedereen is enthousiast en ook nieuwsgierig. Jezus geeft onderwijs in de synagogen en de mensen zijn blij met Zijn onderwijs want, zo staat er, ‘allen prijzen Hem’ (vers 15). Hoe komt het dan toch dat deze stemming zo snel omslaat? Van verwondering en bewondering (vers 22) naar woede en zelfs haat! Lees maar in vers 28 en 29.

Jezus spreekt

Tussen die bewondering en de haat in zit de ‘preek’ van Jezus. Kennelijk roepen Zijn woorden grote weerstand op. Jezus komt in Nazareth, de plaats waar Hij opgroeide. Ook daar gaat hij naar de synagoge wanneer het Sabbat is (vers 16). Mooi: Jezus zelf heeft dus de gewoonte om op de rustdag samen met andere gelovigen God te aanbidden. De speciale synagogedienaar pakt de boekrol van Jesaja en overhandigt deze aan Jezus (vers 17). Hij rolt de boekrol uit en leest over de Messias uit Jesaja 61. Als Jezus klaar is, geeft Hij de boekrol weer terug en gaat zitten (vers 20). Tot zover is er nog niets aan de hand. Het gaat allemaal volgens de gewoonten in die tijd. Dan begint Jezus met Zijn preek. ‘Heden is deze Schrift in uw oren in vervulling gegaan’ (vers 21). Hij zegt: ‘Deze profetie gaat over Mij. Ik ben de Gezalfde.’ Kun je je voorstellen hoe extreem deze uitspraak is geweest voor de mensen in de synagoge? Er zitten zeker oude bekenden van vroeger tussen. Zij hebben Jezus als dreumes gezien, als een opgroeiend kind en jongeman en nu zouden ze moeten geloven dat Hij de Zoon van God is? Jezus ondervindt hoe moeilijk het is om getuige te zijn in de eigen omgeving. Vooral omdat mensen Hem al denken te kennen.

Wat de mensen eigenlijk willen is bewijs. Ze geloven het niet. Jezus moet wonderen doen. Hij moet laten zien dat Hij daadwerkelijk in staat is om hen van ziekte en zonde te bevrijden. Ze hebben in Nazareth de verhalen wel gehoord over de tekenen die Hij in Kapernaüm had gedaan (vers 23). Het is daarom dat Jezus zegt in vers 24 ‘geen profeet is welgevallig in zijn vaderstad’.

Woede

De twee verhalen waar Jezus in zijn preek op teruggrijpt, kennen de mensen in de synagoge goed. In beiden verhalen verwierp het volk Israël het woord van God dat de profeten Elia en Eliza brachten. In plaats daarvan toonde God genade aan twee niet-Joden: een weduwe ( lees het maar na in 1 Koningen 17) en aan Naäman (lees in 2 Koningen 5). Jezus zegt hiermee eigenlijk: als jullie mij niet accepteren als Messias, zal het weer zo gaan. Dan is de belofte van de Messias niet voor jullie! Dat haalt een enorme woede naar boven bij de toehoorders. De gedachte dat de belofte van God voor de Messias, de bevrijding waar ze al zolang naar uitkijken en naar verlangen, voor buitenlanders zou zijn, kunnen ze niet verdragen. Ze jagen Hem de stad uit, waar steile rotsen zijn (vers 29). Hun bedoeling is duidelijk, maar het is nog niet Jezus’ tijd om te sterven. Hij loopt midden tussen hen door en gaat weg (vers 30).

 

Doelstelling

Weten: Kinderen horen dat woorden van Jezus altijd een reactie oproept en dat dit soms een vervelende reactie kan zijn.

Ervaren: Kinderen ontdekken dat de woorden van Jezus (het geloof in Jezus) ook in hun eigen omgeving verschillende reacties oproept.

Doen: Kinderen oefenen het omgaan met de reacties van anderen op hun geloof in Jezus.

Lied

Vertel dat je blij bent om de kinderen te zien én te spreken! (Kijk als je dit zegt ook even rond in de kring zodat je laat merken ‘ik zie jou!’.) Ik vind het fijn om te luisteren naar jullie verhalen én ik vind het fijn om met jullie te praten over het geloof in Jezus. We praten hier niet alleen met elkaar, maar we mogen ook tijd nemen om met God te praten.

Zing samen ‘Ik neem even de tijd om met U te praten’ (Op Toonhoogte 518). Als dit lied niet bekend is, laat het dan horen via www.youtube.com

 

Andere liederen:

Psalm 25:2 (Here, maak mij uwe wegen door uw Woord en Geest bekend)

Here, maak mij uw wegen bekend ( OTH 505).

In de B-IJ-B-E-L (OTH 525)

Doe wat Jezus zegt – kinderopwekking 165 www.oke4kids.nl

Gebed

Haak in een kort gebed aan op het lied ‘Ik neem even de tijd’. ‘We nemen vandaag de tijd om met U te praten en om uw Woord te lezen. Wilt U tot ons spreken. Wilt U ons helpen om te luisteren naar wat U tegen ons te vertellen heeft. Zodat we ook gaan begrijpen wat U van ons vraagt. Amen’.

Verhalen delen

Nodig: werkboek, pennen, eventueel een kookwekker.

Werkwijze: Laat de kinderen het werkboek erbij pakken. Vertel dat hier een paar vragen in staan waar ze nu eerst voor zichzelf over na gaan denken. Schrijf alles op wat je te binnen schiet. Zet een kookwekker op twee minuten om de tijd te bewaken. Kinderen vinden het ook fijn om te weten hoelang ze dan stil moeten zijn. Hierna bespreek je de vragen in de grote groep of in kleinere groepjes. Om een veilige situatie te creëren is het goed om dit in kleine groepjes te doen. Bedenk van tevoren wat het beste werkt in jouw groep kinderen. Laat goed naar voren komen dat het niet altijd leuk is als iemand iets tegen je zegt. Soms zijn het woorden die niet waar zijn, maar soms zijn het ook woorden die eigenlijk wel waar zijn. Hoe reageer je dan? Want woorden vragen altijd om een reactie. Blij, trots of boos. Maar zelfs niets doen is een reactie.

De vragen zijn:

  • Heb jij wel eens een enorm groot compliment gehad omdat je iets heel goed had gedaan? Hoe voelt dat dan?
  • Ben je wel eens uitgelachen omdat je gelooft? Denk aan: omdat je naar de kerk gaat of omdat je bidt voor het eten.
  • Ben jij wel eens opgekomen voor iemand? Bijvoorbeeld toen iemand werd gepest? Hoe werd er toen op jou gereageerd?
  • Is je vader of moeder wel eens boos op je geweest en dat je toen ook boos terug reageerde? Bijvoorbeeld: je liep boos naar je kamer of je zei iets lelijks terug.

Maak dan een bruggetje tussen de introductie en het verhaal. Als Jezus iets zegt, is dat niet altijd leuk om te horen. De mensen uit het verhaal luisteren naar Jezus en worden zelfs heel erg boos om wat Hij zegt. Wat zegt Hij dan? Ga door met de bijbelopdracht.

Bijbel

Van groot gejuich tot echte woede

Nodig: Bijbels, werkboek, pennen.

Werkwijze: Pak het Bijbelgedeelte erbij en lees het eerst samen goed door. Bespreek wat er staat. Schets goed de situatie:

– Het gejuich omdat Jezus langs komt, de nieuwsgierigheid, de wonderen die ze over Hem gehoord hebben en dat hij nu komt spreken in hun synagoge.

– Wat Jezus zegt in zijn preek. Hoe de mensen reageren. Dat ze het niet leuk vinden om te horen, dat ze woedend zijn en Jezus de stad uitjagen.

Gebruik de achtergrondinformatie als voorbereiding voor dit gesprek. Leg dan de opdracht uit het werkboek uit. De kinderen gaan een krantenbericht schrijven over deze gebeurtenis. Ze kunnen dit alleen doen, maar zeker ook in tweetallen. Help ze op weg met een pakkende kop. Bijvoorbeeld: ‘Stadsbewoner weggejaagd’ of ‘Woedende menigte jaagt Jezus weg’.

Aan het eind laat je een aantal berichten voorlezen. Het is ook leuk om een aantal berichten te laten plaatsen in het kerkblad. Zo laat je de gemeente zien waar jullie mee bezig zijn geweest rondom het Focus-project. Licht dit in een korte inleiding wel kort toe.

In beweging

Speeddaten

Maak twee kringen van kinderen: een buitenkring en een binnenkring. Waarbij de kinderen in de binnenste kring tegenover de kinderen in de buitenste kring staan. De gezichten zijn dus naar elkaar toe gericht. Stel steeds een vraag waar de kinderen samen over gaan praten. Af en toe zal het meer een uitwisselen van ‘ja’ of ‘nee’ zijn. Probeer wel zoveel mogelijk open vragen te stellen. Eerst geeft het ene kind antwoord, daarna het andere kind. Na de vraag, schuiven alle kinderen die in de binnenste kring staan één plaatje naar rechts. Je staat nu tegenover een ander kind. Stel weer een vraag en ga zo door. Stel vragen die gaan over geloven, de kerk, de Bijbel, de club, omgaan met je naaste, enz. Op deze manier delen de kinderen hun geloof met andere kinderen en oefenen ze om te praten over het geloof. Dit heeft absoluut meerwaarde om sterker te staan in je schoenen als het gaat om reageren op anderen in je omgeving.

Mogelijke vragen (vul zelf aan naar jouw situatie):

– Wat vind je het leukste om te doen op de kinderclub/kindernevendienst?

– Ga je naar nog meer activiteiten van de kerk? Welke?

– Heb jij vrienden die geloven in God? Hoe weet je dat? / Hoe vind je dat?

– Heb je vrienden die niet geloven in God? Hoe weet je dat?  / Hoe vind je dat?

– Welk lied vind jij mooi om te horen? Is dat een christelijk lied?

– Welk Bijbelverhaal vind jij het mooiste?

– Zou je een vriend meenemen naar de club? Waarom wel/niet?

– Ga jij naar de kerkdienst op zondag? Wat vind je daar mooi/fijn aan?

– Zijn er in jouw groep op school meer kinderen die naar de kerk gaan?

– Als je iemand hoort vloeken, zeg jij er dan wat van? Waarom wel/niet?

– Bidden jullie thuis voor het eten?

– Lees jij thuis uit een dagboekje voordat je gaat slapen?

– Wat zou jij doen als je ziet dat er iemand wordt gepest?

– Ben jij wel eens heel boos geweest omdat er iets onrechtvaardigs/verkeerds gebeurde?

In het werkboek kunnen de kinderen eventueel kort opschrijven wat ze hiervan vonden en wat ze willen onthouden.

 

Gebed

Dank God voor de woorden die jullie vandaag mochten horen uit de Bijbel.

Dank God ervoor dat Hij nog steeds spreekt tegen mensen: door de Bijbel, door het gebed en door anderen gelovigen heen.

Vraag of Hij wil helpen om steeds opnieuw te luisteren naar Hem. Dat je Zijn woorden mag verstaan. Vraag of Hij wil helpen ook te doen wat Hij zegt.

Extra opdracht

Deze opdracht is voor kinderclubs die langer de tijd hebben. De opdracht is met name geschikt voor kinderen van groep 3 t/m groep 6.

Toneelstukjes

Kinderen vinden het vaak heel leuk om een rollenspel te doen. Maak hier gebruik van en laat ze meteen oefenen in het reageren op ‘minder leuke’ situaties.

Maak groepjes van vier á vijf kinderen en verdeel de rollen. Er is één volwassene (vader, moeder of juf) en er zijn drie of vier kinderen. Vertel dat de kinderen aan het spelen zijn en dat één kind opeens heel boos doet omdat er vals wordt gespeeld. Dit is niet waar, maar hij gaat het toch zeggen tegen de juf. De juf komt erbij en reageert eerst boos op de andere kinderen. De andere kinderen (degene die nog aan het spelen zijn) reageren hier weer op. Laat de kinderen spelen en beïnvloed het spel door op een gegeven moment te zeggen: Nu moet de ruzie opgelost worden. Hoe gaan jullie dat doen? Zodat je weer fijn samen kunt spelen? Andere situaties die uitgespeeld kunnen worden zijn (kies met het oog op jouw groep):

– Je ziet dat iemand wordt gepest. Wat doe je?

– Iemand zegt iets lelijks tegen een ander. Hoe reageren jullie?

– Iemand wordt uitgelachen omdat hij naar de kerk gaat. Hoe reageren jullie?

Tips: Let erop dat het niet langdradig wordt. Geef na drie minuten aan dat er een oplossing moet komen. Wissel van ‘spelers’ en van ‘publiek’. Bij oudere kinderen kun je het publiek erbij betrekken door te vragen naar oplossingen.