Tijdpad

Als je dit programma gebruikt op de kindernevendienst, zul je een keuze moeten maken uit de verschillende programmaonderdelen. Maak voor jezelf van tevoren een tijdpad. Kies voor jonge kinderen voor de Introductievorm en de Vertelling. Kies voor de oudere kinderen voor het onderdeel Bijbel en In beweging.

Beginsituatie

Kinderen zullen meer verhalen uit de Bijbel gehoord hebben over mensen die melaats zijn. Toch is het goed om de ernst van deze ziekte goed uit te leggen. Des te groter wordt het wonder dat Jezus deze man aanraakt! In onze tijd zijn er ook mensen die wij liever niet willen aanraken. Kinderen kunnen hier (met wat hulp van jou) vast wel voorbeelden van noemen: die zwerver op straat, het kind dat je ziet op het journaal en dat woont in een krottenwijk, die vrouw uit de straat die altijd zo vreemd doet, of die man uit de kerk die een beetje stinkt.

Als het gaat om aanraken zullen de kinderen verschillende gewoonten hebben. Dit heeft ook met het gezin te maken waarin ze opgroeien. Sommigen zullen nog op schoot zitten bij hun vader en/of moeder, anderen moeten hier niet aandenken. Het ene kind is net een knuffelbeer en het andere kind geeft liever een vriendschappelijke por of duw. Respecteer dit van elkaar en houd hier rekening mee.

Persoonlijke voorbereiding

Lucas 5:12-16

– Lees het Bijbelgedeelte door.

– Gebruik onderstaande punten voor je eigen voorbereiding.

Melaatsheid en genezing

Als je in de tijd van de Bijbel melaats was, werd je volledig buiten de gemeenschap gezet. Je werd onrein verklaard en dat had levensgrote gevolgen. Je mocht dan niet meer meedoen met het openbare leven. Je mocht niet meer naar de tempel komen, je mocht niet meer wonen bij je familie, je mocht niet meer werken. Eigenlijk was je voor de mensen al dood. De ziekte was ook enorm besmettelijk. Omdat je onrein was, mocht niemand bij je in de buurt komen, laat staan dat je aangeraakt mocht worden! En nu loopt er een melaatse man naar Jezus toe! Je kunt je voorstellen dat de omstanders vol afschuw reageren en terugdeinzen. Maar Jezus niet. De melaatse man valt eerbiedig op de grond voor Hem. Hij laat hiermee zien dat hij Jezus’ goddelijke macht erkent en dat laat hij ook horen. Hij zegt: ‘Heere als U wilt, kunt U mij reinigen.’ Jezus doet dan iets wat totaal ongehoord is. Hij strekt Zijn hand uit en raakt de melaatse, degene die juist niet aangeraakt mocht worden aan. Hij reageert op de vraag van de man en zegt: ‘Ik wil het, word rein!’ Als Jezus spreekt gebeurt het. Zijn woorden hebben kracht! Wat een wonderlijk gebeuren moet het geweest zijn voor de toeschouwers. Jezus raakt een onaanraakbare aan en geneest hem. Hij haalt hem daardoor uit zijn isolement en redt hem. In het evangelie doet Jezus dit steeds opnieuw. Niemand is te onrein, te slecht, te zondig of te ongelovig. Jezus neemt de zonde en onreinheid van de mensen over en zal er op Golgotha aan sterven.

Niet verder vertellen

De opdracht om het niet verder te vertellen, klinkt vreemd. Als je net een groot wonder hebt meegemaakt (genezen van melaatsheid) dan wil je dat toch van de daken schreeuwen? Misschien wil Jezus niet als degene bekend staan die ‘alleen maar’ wonderen doet. Misschien wil hij niet de aandacht vestigen op de tekenen die hij doet. Het gaat immers om de cruciale inhoud van zijn onderwijs! We kunnen het ons dan wel voorstellen dat Jezus de man opdracht geeft om zich, zoals de wet dat voorschrijft, aan de priester te laten zien en de vereiste offers te brengen. Dan zouden de autoriteiten niet alleen het bewijs van Jezus bediening zien (Zijn woorden over het Koninkrijk van God), maar dan volbrengt de man ook meteen de rituelen die vereist zijn om weer volledig en rein te mogen deelnemen aan de samenleving. Echter: het nieuws van de genezing gaat als een lopend vuurtje rond. Met als effect dat steeds meer mensen naar Jezus komen luisteren en ook genezen willen worden (vers 15).

Jezus zoekt rust

Jezus heeft het nodig om Zich regelmatig terug te trekken. Ook hier lezen we dit. Hij zoekt rust bij God Zijn Vader (vers 16). Hiermee geeft Jezus ook een voorbeeld aan ons om steeds opnieuw tot rust te komen en tijd door te brengen in het gebed met God.

Doelstelling

Weten: Kinderen horen dat Jezus een melaatse man aanraakt en geneest. Ze ontdekken dat deze genezing ervoor zorgt dat de man weer helemaal mee telt!

Ervaren: Kinderen ontdekken dat een simpele aanraking (een schouderklop/een arm om iemand heen/een high five) fijn is om te krijgen en om te geven.

Doen: Kinderen delen bewust meer aanrakingen* uit aan de mensen die zij in hun omgeving ontmoeten.

* Het gaat hier niet om iedereen plat te knuffelen, maar wel om te laten zien met een gebaar dat de ander meetelt voor jou.

Lied

Begin de bijeenkomst met het lied ‘Er is iemand die vreselijk veel om mij geeft’ (OTH 492).

Wat is het geweldig dat er Iemand is die om mij geeft. We kunnen Hem niet zien, maar ik weet dat Hij leeft! Hij zorgt ervoor dat mensen weer mee gaan tellen. Ook de mensen die wij misschien niet zien staan. Die wij hebben buitengesloten.

Andere liederen:

Psalm 73:9

Ik wil jou van harte dienen (OTH 374)

Twee keer twee is vier (546 Hij zorgt voor jou, want jij telt mee!)

Gebed

Begin met een kort gebed. Benoem hierin dat je dankbaar bent dat Jezus iedereen ziet staan. Ook de mensen die wij misschien niet zien, die we buitengesloten hebben. Vraag of Jezus jullie wilt leren hoe we juist aan deze mensen kunnen laten zien dat we ze niet vergeten zijn. Misschien wel met een heel eenvoudig gebaar.

Verhalen delen

Elkaar groeten 

Nodig: werkboek (eventueel flapover) en een pen.

Werkwijze: Als ik bij mijn oma op bezoek ga, geef ik haar altijd drie dikke zoenen. En, als ik op straat een goede vriend tegenkom, geven wij elkaar altijd een high five. Zo kun je mensen op verschillende manieren begroeten. Bedenk zoveel mogelijk manieren hoe je iemand kunt begroeten. Maak er eerst een wedstrijd van door de kinderen het eerst voor zichzelf in het werkboek te laten opschrijven. Geef hiervoor bijv. één minuut de tijd. Wie heeft de meeste? Denk aan: boks, kus, hug, high five, hallo, enz. Schrijf ze daarna allemaal op op een flapover. Hoever komen jullie samen?

Vertel dat het in andere landen weer op een hele andere manier gaat. Vraag of de kinderen mensen uit andere culturen kennen? Hoe zeggen zij elkaar gedag? Of: heb jij wel eens tijdens een vakantie in het buitenland gezien hoe de mensen elkaar groeten? In het werkboek staan er een aantal. Lees ze samen. Oudere kinderen vinden deze weetjes vaak heel interessant.

Vat hierna samen: hoe je elkaar begroet en ook of je elkaar daarbij aanraakt of niet, dat heeft te maken met je opvoeding. Wat zijn jullie gewoonten thuis? Maar, het heeft ook te maken met de cultuur van het land.

Maak de overstap naar het Bijbelgedeelte door te zeggen: Hoe je ook groet, je laat ermee zien dat iemand belangrijk is voor je. Dat die persoon helemaal mee telt! En dan kan een simpele aanraking zelfs je hele leven veranderen! Daar gaat het Bijbelgedeelte over.

 

Bijbel

Een aanraking van Jezus

Nodig: werkboek en pen.

Werkwijze: Lees het Bijbelgedeelte met elkaar. Leg eventueel lastige woorden uit. Gebruik hiervoor de achtergrondinformatie die staat bij de persoonlijke voorbereiding. Hierna maken de kinderen de vragen uit het werkboek. Het zijn vragen over het Bijbelgedeelte waarmee je kunt nagaan of de kinderen het verhaal begrepen hebben.

1 Wat doet de melaatse man als hij Jezus ziet? Waarom doet hij dit?

2 Hoe reageert Jezus? En waarom was dit heel vreemd?

3 Hoe zal de zieke man dit gevonden hebben? Het verandert zijn leven helemaal: hoe?

4 Wat moet de genezen man doen van Jezus?

5 Waar gaat Jezus naar toe om rust te zoeken? Wat doet Hij daar?

Na de vragen, zetten de kinderen een streep onder vers 13! Dit is de kern van het verhaal. De kinderen schrijven op wat ze willen onthouden over dit vers. De aanraking van Jezus verandert het leven van de melaatse man. Jezus gaat hem niet uit de weg. Jezus laat zien dat hij meetelt!

Extra opdracht: Jezus raakt nog veel meer mensen aan. Zoek, samen met de kinderen, een paar Bijbelverhalen op waar Jezus mensen aanraakt. Zo laat je kinderen zien dat dit iets is wat ook bij Jezus hoort en dat dit de levens van mensen écht verandert. Je kunt de verhalen ook over kleine groepjes verdelen. Aan het einde delen jullie wat je gelezen hebt. Wie wordt er aangeraakt? En wat verandert er dan? Mogelijke verhalen zijn:

– Mattheüs 8:14-17 De schoonmoeder van Petrus.

– Mattheüs 9:13-26 Het dochtertje van Jaïrus

– Mattheüs 9:27-31 De twee blinden

– Markus 10:13-16 Jezus zegent de kinderen

In beweging

Jij maakt verschil!

Kom kort terug op het Bijbelgedeelte. Een aanraking van Jezus verandert het leven van de melaatse man. Hij telt weer mee!  Maar, ook een aanraking van jou, kan iemand heel erg blij maken. Door een arm om iemand heen te slaan of door een kind, dat er niet helemaal bij hoort, te groeten kun je de ander het gevoel geven: ik tel mee! In het werkboekje staan een paar dingen die je kunt doen. Kies er ééntje uit en voer die ook uit in de komende tijd.

Gebed

Denk kort terug aan alle gesprekken en opdrachten die jullie gedaan hebben bij het Bijbelverhaal. Waar zou je nu voor willen bidden en danken? Daag de kinderen uit om deze week een gebaar uit te delen aan iemand die ze anders niet zo snel zien staan. Denk aan een arm om iemand heen slaag, een high five geven aan die stille jongen of een wat vreemde buurvrouw begroeten. Vraag of Jezus jullie hier bij wilt helpen.