Tijdpad

Als je dit programma gebruikt op de kindernevendienst, zal je een keuze moeten maken uit de verschillende programmaonderdelen. Maak voor jezelf van tevoren een tijdpad.

Beginsituatie

De meeste kinderen zullen bij het woord ‘naaste’ denken aan iemand die letterlijk dichtbij is. Dat is de buurvrouw waar je naast woont of de jongen waar je naast zit in de klas. Oudere kinderen zullen dit verder inkleuren en ook denken aan: dat is mijn broer of zus en mijn beste vriend. Voor kinderen is ‘een naaste’ iemand anders. Dat jij zelf ook een ‘naaste’ bent of kan worden, daar zullen ze niet snel aan denken. Kinderen willen best iets voor hun naaste doen, maar soms wel met de verkeerde redenen. Ze willen erbij horen of ze willen aardig gevonden worden. De opdracht om ´je naaste lief te hebben als jezelf´ kan voor sommige kinderen heel lastig zijn. Wat als je een laag zelfbeeld hebt? Als je helemaal niet van jezelf houdt? Hoe kun je dan toch van die ander houden? Wees je er van bewust dat kinderen dit kunnen denken.

Persoonlijke voorbereiding

Lukas 10:25-37

  • Lees het Bijbelgedeelte door.
  • Gebruik onderstaande punten voor je eigen voorbereiding.

Dit helpt je om straks met de kinderen in gesprek te gaan.

Vraag aan Jezus

Een wetgeleerde stelt Jezus de vraag hoe je eeuwig leven kunt krijgen. Hij doet dit om te kijken of Jezus de Wet wel kent en Zich er ook aan houdt. Jezus geeft antwoord door een tegenvraag te stellen: wat zegt de Wet, die deze wetgeleerde heel goed uit zijn hoofd kent, hierover? De wetgeleerde geeft het goede antwoord, namelijk ‘God liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf’.

Dit is het juiste antwoord. God vraagt volledige toewijding.

De wetgeleerde stelt nog een vraag: wie is mijn naaste? Hier klinkt iets door van ‘wie staat er dicht genoeg bij mij om mijn naaste te zijn?’. Want: het moet wel haalbaar zijn, ik moet het wel kunnen, ik kan toch niet iedereen helpen….

Jezus‘ vraag aan jou

Jezus draait de vraag van de wetgeleerde om. In plaats van na te denken over de vraag ‘Wie is mijn naaste?’, moeten wij nadenken over de vraag ‘voor wie ben ik een naaste?’. Het gaat niet om jou, maar het gaat om die ander! Jij bent een naaste voor degene aan wie je barmhartigheid bewijst. De ander dienen uit liefde, maakt dat je zelf de naaste van die ander wordt. Deze liefde is niet op jezelf gericht, maar op de ander. Jezus maakt dit duidelijk door het verhaal van de barmhartige Samaritaan te vertellen.

Doelstelling

Weten: Kinderen leren dat God van ons vraagt om Hem lief te hebben boven alles en onze naaste als onszelf.

Ervaren: Kinderen ontdekken dat Jezus hen helpen wil om zelf een naaste te kunnen zijn.

Doen: Kinderen bedenken voor wie en hoe zij in hun omgeving een naaste kunnen zijn.

Lied

Zing samen dit lied of lees het voor als een gedicht. Wijs de kinderen op de regel ‘Leer mij de mensen te zien, zoals U ze ziet uit de hoge. U bent de Heer die ik dien. Om uw liefde te geven aan wie met mij leven. Leer mij de mensen te zien.’

Jezus, open mijn oren (OTH 534)

Andere liederen:

Dit is mijn gebod (OTH 371)

Ik was hongerig (OTH 373)

Wat moet ik voor and’ren doen (Elly & Rikkert)

Gebed

Sluit met je gebed aan op het lied ‘Jezus, open mijn oren’. Dit doe je door de jonge kinderen eerst een aantal woorden te laten kleuren (gebruik kleurpotloden of markers hiervoor) en daarna in je gebed deze woorden ook op te noemen. Bij de oudere kinderen draai je deze opdracht om: luister eerst naar het gebed en kleur dan de woorden die je hebt gehoord.

Gebedspunten:

  • Jezus, open onze oren zodat we begrijpen wat U van ons vraagt.
  • Jezus, open onze ogen voor de mensen om ons heen. Zodat we ze met Uw liefde gaan zien
  • Jezus, open mijn handen zodat we weten wie we kunnen helpen.

Introductievorm: Woordspin

Nodig: opdracht in het werkboek, pennen.
Werkwijze: Pak het werkboek erbij en zoek de opdracht op. In het midden van de woordspin staat het woord ‘naaste’. Waar denken kinderen aan bij dit woord? Geef ze de opdracht om woorden te bedenken die met het woord ‘naaste’ te maken hebben. Schrijf alles op. Om de tijd te beperken, kun je een kookwekker zetten op twee minuten. Als iedereen klaar is, maak je een rondje waarbij elk kind één woord mag opnoemen wat hij heeft opgeschreven. Vertel er ook bij wat dit woord volgens jou te maken heeft met ‘naaste’. Laat ze vooral met eigen voorbeelden komen en zo delen waar zij aan denken bij het woord ‘naaste’.

Maak de overstap naar het Bijbelverhaal: Jullie weten al veel over het woord ‘naaste’. Jezus vertelt in het Bijbelgedeelte ook over dit woord. Van Hem leren we dat we ook zélf een naaste zijn voor de mensen om ons heen. Schrijf dus ook je eigen naam maar op bij de woordspin! (laat dit ook doen)

Bijbel

Vragen stellen – Lukas 10:25-37

Nodig: opdracht uit het werkboek, pennen.

Werkwijze: Zorg ervoor dat alle kinderen kunnen meelezen. Lees nu zelf het Bijbelgedeelte hardop voor. Geef de kinderen de opdracht om tijdens het lezen vraagtekens en uitroeptekens in de tekst te schrijven. Dit vergroot hun betrokkenheid.

  • Zet een ? bij woorden die je niet begrijpt.
  • Zet een ! bij iets wat je mooi of belangrijk vindt. Vraag aan de kinderen of ze iets hebben opgeschreven. Leg eventueel moeilijke woorden uit. Ga verder met de volgende opdracht uit het werkboek. Stel dat jij ook vragen mag stellen… aan alle mensen die bij deze roofoverval betrokken zijn. Welk antwoord zou je dan terug kunnen krijgen? De kinderen gaan in tweetallen aan de slag met de vragen. Na afl oop kun je een aantal kinderen vragen om het uit te spelen: één kind is de interviewer en één kind het slachtoff er.

Doen!

Nodig: opdracht uit het werkboek, pennen.

Werkwijze: Pak de opdracht uit het werkboek erbij en bekijk alle kleine acties die hier staan. De kinderen kiezen één actie uit en gaan deze ook uitvoeren in de komende tijd. Natuurlijk mogen ze er ook meer doen. Sommigen acties kunnen ze ook samen doen met een vriend(in). Praat met elkaar over welke actie ze gekozen hebben en ook voor wie ze deze actie gaan doen. Benadruk tijdens dit gesprek dat Jezus hen helpt als
ze het lastig vinden en dat zij op deze manier zelf een naaste kunnen zijn!

Gebed

Er is iets wat je altijd kunt doen voor de ander, namelijk bidden. Ook door te bidden voor iemand ben jij een naaste. Voor wie zou jij willen bidden? Inventariseer de namen die de kinderen opnoemen en noem deze in het gebed. Of: laat de kinderen zelf ‘hun naam’ opnoemen tijdens het gebed. Geef goed aan op welk moment dit mag. Sluit samen af door het hardop bidden van het ‘Onze Vader’.

Extra opdracht (voor op de kinderclub)

Nodig: ijzerdraad dat je kunt buigen, strijkkralen, punttang, lint, kaartjes.

Werkwijze: Probeer deze opdracht eerst zelf even uit. Buig van het ijzerdraad een hart. Vind je dit lastig, gebruik dan een mal. Maak van stevig karton een hart en leg dit plat op de tafel. Buig het ijzerdraad hier tegenaan. Het hart blijft nog even aan de bovenkant open. Rijg nu eerst de strijkkralen aan het ijzerdraad. Buig daarna de uiteinden van het hart samen en zet dit vast met de punttang. Draai de uiteinden stevig in elkaar. Buig het ijzerdraad nog even bij in de hartvorm. Maak er een mooi lint aan vast en hang er een hartvormig kaartje aan met bijvoorbeeld de volgende tekst: ‘Onze kindernevendienst/zondagsschool denkt aan jou/u! Hartelijke groeten van… (naam)’