Tijdpad

Als je dit programma gebruikt op de kindernevendienst, zal je een keuze moeten maken uit de verschillende programmaonderdelen. Maak voor jezelf van tevoren een tijdpad. Kies voor jonge kinderen voor de Introductievorm en de Vertelling. Kies voor de oudere kinderen voor het onderdeel Bijbel en In beweging.

Beginsituatie

De meeste kinderen kennen het woord ‘vreemd’ wel. Ze zullen het, als ze jong zijn, niet zo snel zelf gebruiken, maar ze zullen zeker de lading van het woord herkennen. Ze zullen dan eerder een negatieve associatie hebben, dan een positieve. Denk maar aan: gek, raar of dat iemand iets doet wat niet hoort. Ze hebben vast zelf wel eens gehoord (van mama, papa of een vriendje) dat ze niet zo vreemd moeten doen.

In dit programma gaat het ook over de betekenis van namen. Niet elk kind zal weten of en welke betekenis zijn of haar naam heeft. Zeker jonge kinderen niet. Neem eventueel een namenboek mee zodat kinderen (als ze dit graag willen) hun naam hierin kunnen opzoeken tijdens de bijeenkomst. Misschien zitten er bij jou in de groep ook kinderen met een Engelse, Marokkaanse of Syrische naam. Geef hier ook zeker aandacht aan.

Persoonlijke voorbereiding

Daniël 1:1-21

– Lees het Bijbelgedeelte door.

– Gebruik onderstaande punten voor je eigen voorbereiding. Dit helpt je om straks met de kinderen in gesprek te gaan.

Vreemd

Daniël en zijn vrienden komen in een vreemde omgeving terecht. Ver weg van Jeruzalem moeten ze zich in een volstrekt heidense omgeving (Babel) staande houden. Ze krijgen al meteen met veranderingen te maken, die bedoeld zijn om hen van God te laten vervreemden.

  1. Ze krijgen onderwijs in de Chaldeeuwse/Babylonische taal en cultuur, waardoor ze zich vanzelf deze cultuur eigen zouden maken en hun afkomst zouden vergeten.
  2. Ze krijgen andere namen, waardoor God in hun namen verdwijnt.
  3. Ze krijgen een speciaal dieet en mogen zich niet langer aan de Joodse spijswetten houden. Zo verdwijnt God niet alleen in hun naam, maar ook uit hun leven!

Aan de eerste twee veranderingen konden de vier mannen niets doen. Maar, het laatste moesten ze zelf doen. Daniël neemt het besluit in zijn hart om dit dieet te weigeren (vers 8). Anderen zullen hem zeker vreemd gevonden hebben. Wat doe je moeilijk Daniël?

Maar Daniel laat zien dat hij en zijn vrienden ergens voor staan! Ze houden vast aan het geloof dat ze van huis uit mee gekregen hebben. Ze houden vast aan het dienen van God en blijven Hem trouw. Vreemd? Misschien wel, maar uiteindelijk blijkt dat dit respect afdwingt bij anderen en dat hun standvastigheid gezegend wordt door God. Na drie jaar zijn de vier mannen de besten van de klas.

 

God blijft trouw

Daniël en zijn vrienden houden zich staande! Dat kan alleen met Gods hulp. Daniël houdt zich vast aan de spijswetten van Zijn God en ‘God gaf hem genade en barmhartigheid bij het hoofd van de hovelingen’ (vers 9). Daniël blijft God trouw, maar bovenal blijft God hem trouw!

 

Namen

De namen van de jongemannen getuigen van de God van hun volk (vers 6): Daniël (God is rechter), Hananja (God toont genade), Misaël ( wie is als God?) en Azarja (de Heer helpt). Ze krijgen in Babel andere, vreemde, namen zodat ze de God van hun voorvaders zullen vergeten: Beltsazar (mag Marduk zijn leven beschermen), Sadrach (bevel van Aku – maangodheid), Mesach (wie is als Aku?) en Abed-Nego (dienaar van Nego) (vs. 7). Deze nieuwe namen verwijzen naar afgoden. Zo wordt afgerekend met de God van hun jeugd en familie. Dat moet diep ingrepen hebben in hun identiteit.

 

Doelstelling

Weten: Kinderen leren van Daniël dat het goed is om te doen wat God van ons vraagt, ook als anderen dit vreemd vinden.

Ervaren: Kinderen ontdekken dat zij erop mogen vertrouwen dat God helpt en dat het dan niet zo belangrijk is wat anderen van jou (+jouw keuzes) vinden.

Doen: Kinderen worden aangemoedigd om God om hulp te vragen bij lastige (vreemde) situaties.

Lied

Begin de bijeenkomst met het zingen van twee liederen die passen bij het thema.

 

Daniël, Daniël (OTH 463)

Andere liederen:

Psalm 25:2 (OTH 10)

Als je bidt zal Hij je geven (OTH 475)

Heer, U kent mij als geen ander (OTH 501)

Gebed

Bid of God wil helpen bij het lezen en luisteren naar het Bijbelgedeelte over Daniël. Zodat we hiervan mogen leren hoe we dicht bij God kunnen blijven.

Oudere kinderen kun je vragen: wat heb je nodig om goed te kunnen luisteren naar de Bijbel? Breng die punten ook in gebed.

Zoek je naam

Om deze introductie te doen, moet je wel even wat voorwerk doen. Dit kost niet veel extra tijd. Schrijf alle namen van de kinderen op losse stroken papier en verstop deze in de ruimte waar jullie de bijeenkomst houden. Geef de kinderen de opdracht om hun eigen naam te zoeken. Als iedereen zijn of haar naam gevonden heeft, gaat iedereen weer zitten in de kring. Praat kort door over: hoe kom je eigenlijk aan je naam? En hoe kom je aan je achternaam? Wie heeft jouw naam bedacht? Wanneer? Is het misschien een naam uit een ander land? Is het een naam die je vaak hoort of juist niet? Heb je ook nog doopnamen? Weet iemand wat zijn naam betekent?

Tip: je kunt deze opdracht uitbreiden door de vraag te stellen: als je nu eens een nieuwe naam mag verzinnen voor jezelf… Hoe zou jij dan graag willen heten? Help ze op weg door voorbeelden te noemen van stripfiguren, filmhelden, onzinnamen, enz. Doe een rondje waarbij ze allemaal hun nieuwe naam mogen opnoemen. Tot slot mogen ze deze nieuwe naam op de achterkant van hun namenstrook schrijven.

 

Als brug naar de vertelling zeg je: Tjonge, dat zou even wennen zijn…  al die nieuwe namen! Sommigen namen klonken ook best wel vreemd. In het Bijbelverhaal krijgen Daniël en zijn vrienden ook nieuwe, vreemde namen. Luister maar waarom ze die krijgen.

Bijbel

Vertelling

Vertel het Bijbelverhaal aan de kinderen. Hier vind je hiervoor een voorbeeldvertelling:

 

Voorbereiding

Zoek eventueel van te voren een kaartje waarop je kunt laten zien hoe ver Jeruzalem van Babel ligt.

 

Brug van de introductie naar de vertelling

Tjonge, dat zou even wennen zijn…  al die nieuwe namen! Sommigen namen klonken ook best wel vreemd. In het Bijbelverhaal krijgen Daniël en zijn vrienden ook nieuwe, vreemde namen. Luister maar waarom ze die krijgen.

 

Verhaal

Aspenaz haast zich op weg naar de koning. Hij weet het wel: als je door de koning wordt geroepen, dan moet je onmiddellijk gehoorzamen. ‘Ik ben benieuwd wat de koning te zeggen heeft’, denk hij, ‘het zal wel te maken hebben met al die gevangenen die uit Jeruzalem hierheen zijn gebracht’. De koning had Jeruzalem verovert. Heel veel goud en zilver had hij meegenomen terug naar Babel. Maar hij had ook de mannen meegenomen. Belangrijke mannen. Er zaten ook prinsen bij had Aspenaz gehoord. Ja zijn koning Nebukadnezar was echt de machtigste koning van het hele rijk. Ja, deze koning kun je maar beter gehoorzamen. ‘Aspenaz, luister, jij bent het hoofd van mijn dienaren. Je weet dat er veel gevangenen mee genomen zijn uit dat verre land Juda, uit de stad Jeruzalem. Er zitten ook prinsen bij. Ik wil de knapste en slimste jongens een belangrijke plek geven in mijn regering. Zij moeten mij helpen om het koninkrijk te besturen. En jij moet deze jongens uitkiezen. Jij moet zorgen dat ze alles leren wat ze weten moeten!’ ’Pfff.. wát een opdracht!’, denkt Aspenaz. Hij is op weg naar de gevangenen. Even denken… wat moeten ze leren. De taal van het land natuurlijk. De geschiedenis van het land Babylonië. Ze moeten alles leren over de sterren. Nou ja. gelukkig heeft de koning gezegd dat ze er drie jaar over mogen doen. Pas na drie jaar moeten ze weer bij de koning verschijnen. Dan zal hij diegene kiezen die het aller knapste zijn. Aspenaz kiest een heel aantal knappe jongens uit. Daniël en zijn drie vrienden zijn er ook bij. ‘Mmm… vreemde namen hebben die jongens’, denkt Aspenaz. ‘Ik zal ze eerst andere namen geven. Namen die hier in dit land passen. Die namen die ze nu hebben zijn merkwaardig, ze klinken vreemd.’ Zo krijgen Daniël en zijn vrienden andere namen. Stel je eens voor! Eerst word je gevangen genomen en kom je in een heel vreemd land terecht. Een land waar je de taal niet spreekt, waar alles anders gaat dan thuis. Ver weg van je familie. En dan krijg je ook nog een andere naam omdat die van jou niet goed is. Het is net of je iemand anders bent. Je mag jezelf niet meer zijn. De namen die Daniël en zijn vrienden hebben zijn juist heel erg mooi. Ze vertellen over wie God is. Maar, dat mag niet meer. Ze zijn nu ver weg van Jeruzalem en ze moeten God ook maar snel vergeten. Daniël heet nu Beltsazer, en Hananja heet Sadrach, Misael heet Mesach en Azarja heet voortaan Abed-Nego. Behalve andere namen, veranderd er nog meer. Ze moeten gaan wonen in een schitterend huis en ze krijgen mooie kleren aan. Aspanaz doet erg zijn best om deze jongens een goede opleiding te geven. Ze moeten ook heel gezond en knap worden. Daarom moeten ze het allerbeste eten en drinken krijgen dat er bestaat. Dat is het eten dat de koning zelf ook eet. Want als je goed eet en drinkt, kun je ook goed leren en word je nog knapper. Maar, dat is een groot probleem. Daniël en zijn vrienden mogen namelijk niet alles eten. De Heere God heeft speciale wetten gegeven waarin staat wat ze wel en niet mogen eten. Joden mogen alleen rein vlees eten. De koning eet alles. Dus ook vlees dat niet rein is voor God. Daniël en zijn vrienden weten niet waar dit eten vandaan komt. Zit er varkensvlees in? Of is het eerst bij de afgoden geweest? En de wijn die ze krijgen? Hebben de afgoden van Babel daar ook iets mee te maken? Daniël kent de boekrol van Mozes goed. Die heeft hij thuis en in de tempel wel geleerd. Hij weet dat hij het eten van de koning niet mag eten. Als hij dat wel doet, is hij God ongehoorzaam en dat wil hij niet. Daniël houdt van God. Hij wil Hem gehoorzamen. ‘We willen dit eten niet’, zegt Daniël tegen Aspanaz. Aspanaz vindt dat maar raar. Hij snapt het niet. Wat is er mis met dit eten? Het is het beste wat er bestaat. De koning eet het zelf. Maar daar gaat het Daniël niet om. Hij mag dit niet eten van zijn God. En die God wil hij trouw zijn. Aspenaz zou hen graag willen helpen. Hij vindt deze vier jongens aardig. Maar aan de andere kant is hij bang voor de koning. Hoe zal hij reageren als deze jongens er minder gezond uitzien dan de rest? Dan krijgt hij zeker straf. Hij werkt niet mee. Daniël geeft niet op. Hij gaat naar de kamerdienaar die op hem en zijn vrienden moet letten. Hij vertelt hem hetzelfde, maar geeft ook meteen een oplossing. Hij zegt: ‘Maak er een proef van. U geeft ons tien dagen lang alleen maar water en groente. Dan vergelijkt u ons met de andere jongens. Als wij er na tien dagen slechter uitzien dan zij, dan zullen we het eten van de koning nemen.’ Dit ziet de kamerdienaar wel zitten. Wat een spannende dagen worden het voor Daniël en zijn vrienden. Natuurlijk krijgen ze van de andere jongens te horen dat ze vreemd zijn. Daniël en zijn vrienden trekken zich hier niets van aan. Ze willen God trouw zijn en ze vertrouwen ook op Hem. Na tien dagen zien ze er zelfs veel gezonder uit dan de andere jongens. De proef is geslaagd. Van nu af aan krijgen ze alleen maar  groenten en water. Ze hoeven nooit meer te eten van de koninklijke tafel! Anderen vonden Daniël en zijn vrienden maar vreemd. Waarom deden ze zo moeilijk? Maar, doordat ze gehoorzamen aan God, komt het goed met ze. God houdt hen vast, Hij blijft trouw!

 Afronding 

Wie weet hoe het afloopt met Daniël en zijn vrienden? Laat enkele kinderen reageren. Stuur het gesprek zo dat de kinderen horen dat Daniël en zijn vrienden na drie jaar worden uitgekozen door de koning om hem te helpen met reageren. Ze zijn de knapste en wijste mannen van allemaal geworden.

 

Geheimschrift 

Na de vertelling lossen de kinderen het geheimschrift op. Hier komt de kern van dit Bijbelverhaal weer terug. Dit mag je onthouden!

Mijn naam

 

Ga thuis op zoek naar de betekenis van jouw naam! Vraag of iemand je hierbij helpt.

Schrijf het op en vertel het de volgende keer aan de leiding en de andere kinderen.

Gebed

Bid samen en neem de volgende punten mee:

– Dank God voor wie Hij is. Hij is de God die Daniël en zijn vrienden nabij was in een vreemd land, ver weg van huis. Hij is ook de God die altijd bij jou is, ook als je in een moeilijke situatie terecht komt. Hij blijft trouw.

– Bid voor Gods kracht en nabijheid als anderen jou vreemd vinden omdat jij in God gelooft. Dat jij standvastig mag blijven.