Tijdpad

Als je dit programma gebruikt op de kindernevendienst, zal je een keuze moeten maken uit de verschillende programmaonderdelen. Maak voor jezelf van tevoren een tijdpad. Kies voor jonge kinderen voor de Introductievorm en de Vertelling. Kies voor de oudere kinderen voor het onderdeel Bijbel en In beweging.

Beginsituatie

Kinderen groeien op met het feit dat het niet voor iedereen gewoon is om op zondag naar de kerk te gaan of te bidden voor de maaltijd. In hun dagelijks leven, op school, bij het spelen op straat of op de sportvereniging, zijn deze verschillen er ‘gewoon’. Sommige kinderen zullen de ervaring hebben dat als ze spelen bij een vriend(in) er misschien wel eens een vloek klinkt of dat er niet gebeden of Bijbel gelezen wordt aan tafel. Andere kinderen kennen deze ervaring niet, maar zullen ‘vroeg of laat’ ook in situaties komen waar bijv. gevloekt wordt. Dit levert op jonge leeftijd meestal geen grote problemen op. Jonge kinderen benoemen het vaak ook heel gewoon ‘Wij bidden wel voor het eten’. Als kinderen ouder worden, gaan ze deze verschillen bewust opmerken en ook koppelen aan hun ‘christen-zijn’. Ze ontdekken dat het nog best lastig is om als christen te leven in je dagelijks leven.

Persoonlijke voorbereiding

Jeremia 29:4-14

– Lees het Bijbelgedeelte door.

– Gebruik onderstaande punten voor je eigen voorbereiding. Dit helpt je om straks met de kinderen in gesprek te gaan.

 

Brief van God

Jeremia is een profeet. Hij schrijft een brief, namens God, aan de Israëlieten. Jeremia zit nog in Jeruzalem, terwijl een groot deel van het volk Israël door koning Nebukadnezar is weggevoerd naar een vreemd land: Babel. In Babel geloven de mensen niet in God en dienen zij afgoden. De Israëlieten mogen zich in dit vreemde land vrij bewegen en een leven opbouwen. Ze zijn geen slaven. Jeremia vertelt ze dat ze voorlopig niet naar huis zullen gaan. Ze zullen een lange tijd (70 jaar) blijven in dit land. Hij roept ze op om gewoon te gaan leven! Ze moeten huizen bouwen, tuinen aanleggen, zaaien, oogsten, trouwen en kinderen krijgen. Ze moeten zich dus niet afzonderen, maar volop mee doen.

Vragen:

Wat betekent dit voor jouw dagelijks leven in deze seculiere maatschappij?

Waar raakt dit het leven van de kinderen?

 

Bid om vrede

God vraagt niet alleen van de Israëlieten om zich te vestigen in dit vijandige gebied, Hij vraagt ook om te bidden voor vrede voor die plek. Want als hier vrede heerst, zullen jullie ook in vrede kunnen leven.

Vragen:

Bid jij voor vrede op plekken waar jij ongelovigen ontmoet? Denk aan: jouw werkplek, sportclub, dorp of stad?

Hoe kun je ‘de vrede zoeken’ in de omgang met anders gelovigen? Hoe doe je dat als kind?

 

God is er

Het volk leeft in een moeilijke tijd: ver weg van hun eigen volk, ver weg van de stad Jeruzalem waar ook de tempel van God is, én toch roept God hen op om zich volop in te zetten voor de plek waar ze wonen. Ga door met je leven! Waarom? Omdat God hen niet loslaat. Het lijkt alsof Hij hun volledig aan de vijand heeft overgegeven, maar zelfs bij de deportatie is Hij erbij geweest. Hij houdt de controle (vers 4) en geeft hen hoop voor de toekomst.

Vraag

Lees de volgende verzen en onderstreep wat er staat over wat God doet en belooft.

vers 4 – vers 10 en 11 – vers 14

Doelstelling

Weten: Kinderen leren dat God van het volk Israël vraagt om, in dit vreemde en vijandige land, gewoon door te gaan met hun leven, zoals ze dat gewent zijn.

Ervaren: Kinderen ontdekken dat God van hen vraagt, om juist in de gewone dingen van hun leven, Hem te volgen en te dienen.

Doen: Kinderen denken na hoe zij op hun eigen plekje kunnen laten zien dat ze in God geloven.

Lied

Vertel de kinderen dat je blij bent om hen te zien en zing met elkaar het lied ‘Heer, ik wil U aanbidden’ (OTH 499)

Gebed

We hebben gezongen dat we God willen aanbidden in álles wat we doen. Weet jij hoe we dat nog meer kunnen doen? Wat is dan ‘alles’? Geef een paar kinderen de beurt. Noem in elk geval dat ‘alles’ eigenlijk ons hele leven is. We kunnen God ook aanbidden door te bidden. Ga voor in gebed.

‘Dank U wel dat we naar de kerk mochten gaan en dat we hier op de nevendienst / zondagschool een eigen plek hebben om te leren Wie U bent. Dank U wel dat we mogen weten dat U blij bent met ons allemaal en heel veel van ons houdt. We vragen of U ons wilt leren om ook van U te houden. Ook als andere kinderen (op school of op de sportclub) niet in U geloven. Help ons om in elke situatie te blijven geloven in U en dit ook te laten merken door onze woorden en daden’.

Verhalen delen: Wat ben jij gewend?

Begin met het stellen van een eenvoudige vraag: Bidden jullie thuis voor het eten? Laat heel kort een paar kinderen reageren. Vraag daarna: Waarom doe je dat eigenlijk? Praat hierover met kinderen door en laat naar voren komen dat je dit doet om God te bedanken en dat je doet omdat je in Hem gelooft. Noem ook dat je dit gewent (gewoon) bent!

Vraag nu: Heb jij wel eens gegeten bij een vriend(in) thuis? En werd daar ook voor het eten gebeden? Er is vast wel een kind dat de ervaring heeft dat er niet werd gebeden. Haak hierop in. Hoe vond je dat? Waarom deden ze dit niet? En wat heb jij toen gedaan? Laat naar voren komen dat het niet altijd gewoon is om te bidden. Dat niet iedereen dit gewent is.

Extra: uiteraard kun je deze vraag ook toespitsen op ‘naar de kerk gaan op zondag’ of ‘in de Bijbel lezen’.

 

Maak een brug tussen deze introductie en het Bijbelverhaal met de volgende woorden:

In het Bijbelverhaal gaat het ook over gewone dingen die je doet omdat je in God gelooft. Het volk Israël woont in een heel vreemd land, waar de mensen niet geloven in God. En toch, mogen ze daar gewoon laten merken en laten zien dat zij wél in God geloven. Dat mogen ze doen met de dingen die ze gewent zijn. Luister maar naar het verhaal.

 

Vertelling

Vertel het Bijbelverhaal aan de kinderen. Daarvoor kan je onderstaande vertelling gebruiken of je kan het in je eigen woorden doen.

 

Voorbereiding

Verdiep je in het Bijbelgedeelte met hulp van de achtergrondinformatie die staat in de handleiding.

 

Brug van de introductie naar de vertelling

Jeremia is een profeet. Hij schrijft een brief, namens God, aan de Israëlieten. Jeremia zit nog in Jeruzalem, terwijl een groot deel van het volk Israël door koning Nebukadnezar is weggevoerd naar een vreemd land: Babel.

 

Verhaal

‘Pff, wat moet ik gaan doen?’ Sem zucht een keer heel diep. Hij weet niet zo goed wat hij kán doen. Het is hier ook zo anders dan hij het altijd gewend was. Samen met zijn ouders en zijn zusje is hij naar Babel weggevoerd en dat vindt hij maar niks. In Babel geloven de mensen niet in God, maar dienen ze afgoden. Sem kijkt nog eens goed om zich heen. Hij heeft van zijn ouders gehoord dat ze vrij zijn om te doen wat ze willen, maar toch weet hij niet goed wat hij moet doen. Thuis vermaakte hij zich altijd prima. Daar ging hij altijd hutten bouwen met zijn vriendjes, dat was echt leuk! Daar kon hij doen wat iedereen deed. Maar nu? Nu is alles anders. Hij vindt het moeilijk om hier in dit vreemde land een plekje te vinden. Hoe lang moeten ze hier eigenlijk blijven? Hij heeft gehoord dat er mensen zijn die zeggen dat het maar voor even is. Dat ze bijna weer terug naar huis mogen. Tjonge, hij wilde wel dat dat waar was! Maar, zeker weten doet hij dat niet. Hij loopt nog een stukje verder bij hun tent vandaan. Dan hoort hij iets… In de verte klinken er allerlei stemmen. Snel rent hij naar de plek waar het geluid vandaan komt. Hij wil wel eens weten wat daar aan de hand is. Al snel ziet Sem dat hij niet de enige is, er komen nog veel meer mensen uit hun tenten. Onderweg hoort hij dat de mensen tegen elkaar zeggen dat er een brief vanuit Jeruzalem is gekomen. Een brief van de profeet Jeremia. Die naam heeft hij al eerder gehoord. Is dat niet… ja dat is toch die man die namens God spreekt? Een profeet, zo noemen ze dat. Heeft Jeremia nu een brief aan hun geschreven? Dat maakt hem nog nieuwsgieriger. Hoe dichter hij bij het geluid komt, hoe duidelijker hij de stem kan horen. Sem kent de man niet, maar wat hij zegt vindt hij wel interessant. De man vertelt de mensen dat Jeremia een brief heeft geschreven met daarin woorden van God. Sem spitst nu zijn oren. Eindelijk is er iets wat hij herkent! De naam van Zijn God. De man leest hardop voor:

 

Luister, Judeeërs in Babel. Dit zegt de God van Israël: Ik heb jullie als gevangenen naar Babel laten brengen. Ik geef jullie de opdracht om daar huizen te bouwen om in te wonen. En dat jullie daar het land gaan bewerken. Dat jullie zullen gaan zaaien en oogsten, zodat jullie van de opbrengst kunnen leven. Ik wil dat jullie trouwen en kinderen krijgen. En zorg ervoor dat ook je kinderen trouwen, zodat ook zij weer kinderen krijgen. Want jullie groep mag niet kleiner worden, maar moet juist groter worden.

 

Sem zucht. Huizen bouwen?! De tent waarin hij nu woont kan hij zo weer opbreken, voor als ze naar huis toe gaan… maar als ze huizen moeten bouwen betekent dat dus dat ze hier nog lang niet weg gaan. Ze moeten hier gaan wonen. Ze moeten zelfs een tuin aanleggen, zodat ze eten hebben. Het is dus echt de bedoeling dat ze hier blijven en niet terug gaan naar Jeruzalem. Ze moeten volop mee gaan doen in deze stad, maar hoe moet dat dan met zijn geloof? Sem dwaalt met zijn gedachten af totdat hij de man weer hoort praten:

 

Bid voor de stad Babel, de stad waar jullie naartoe gebracht zijn. Bid om vrede voor deze stad. Want als hier vrede heerst, zullen jullie ook in vrede leven. 

 

Sem fronst met zijn wenkbrauwen, want dat snapt hij niet. Ze moeten dus niet alleen hier gaan wonen, maar ze moet ook nog eens voor deze stad gaan bidden? Een stad met mensen die niet geloven in God? Hij moet nu dus in een wereld die zijn God niet kent, laten zien wie die God is! Door te blijven geloven en te blijven bidden zoals hij dat altijd heeft gedaan. Zo mag hij gewoon blijven doen wat hij thuis ook altijd deed: dichtbij God leven. Alleen nu mag hij dat ook aan anderen laten zien. De man gaat verder met de brief.

 

Laat je niet bedriegen door jullie profeten en waarzeggers. Luister niet naar de dromen waarover ze jullie vertellen. Want ze doen alsof ze namens Mij spreken, maar dat is een leugen. Ik heb hen niet gestuurd.

 

Dus toch!, denkt Sem. Het is niet waar wat al die mensen gezegd hebben. Dat ze binnenkort weer terug zouden gaan. Ze moeten hier dus toch nog een tijdje blijven, maar voor hoelang?

 

‘De macht van Babylonië zal zeventig jaar duren. Als die tijd om is, kom Ik naar jullie toe. Dan laat Ik gebeuren wat Ik beloofd heb: dan zal Ik jullie terug brengen naar Jeruzalem. Dit is Mijn besluit, dit is Mijn plan met jullie: Het zal goed met jullie aflopen, niet slecht. Ik zorg dat er voor jullie een nieuwe tijd komt. Ik zal jullie nieuwe hoop geven. In die tijd zullen jullie weer tot Mij bidden, en zal Ik naar jullie luisteren. Jullie zullen Mij zoeken. En als je Mij zoekt met heel je hart, zul je Mij vinden. Ja, jullie zullen Mij weer vinden. En Ik zal ervoor zorgen dat het weer goed met jullie gaat. Ik haal jullie allemaal terug, uit alle landen en alle plaatsen waar Ik jullie heen gejaagd heb. Dan zullen jullie terugkomen in Jeruzalem.

 

Wow, zeventig jaar! Dat is erg lang! Dat betekent dus dat hij hier zijn hele leven moet blijven… Sem wordt er stil van. Allerlei gedachten schieten in zijn hoofd. Dan zal hij toch een plekje moeten vinden hier. Dat kan niet anders. Ze moeten ervoor gaan. Met elkaar hun leven oppakken. Ze moeten huizen bouwen en tuinen met groenten en fruit aanleggen. Wat wel heel fijn is, is dat ze niet met de gebruiken van dit vreemde land mee hoeven te doen. Ze mogen gewoon in God blijven geloven. Zoals ze ook in Jeruzalem deden. Zo mogen ze tot een zegen zijn voor het volk in dit land.

 

De laatste paar regels van de brief blijven in het hoofd van Sem hangen. Als hij terugloopt naar de tent, moet hij daar nog aan denken. God geeft hen wel een geweldige belofte! Ook al moeten ze zeventig jaar hier blijven, er zál een dag komen dat God hen weer thuis zal brengen! God heeft een hoopvolle toekomst voor het volk. God kent het volk en God kent hem ook. Waar hij is, gaat God met hem mee. En daarom weet Sem het nu zeker: Met God zal het goed komen!

 

Afronding

En jij? Je leeft misschien niet een vreemd land, maar misschien ken je wel mensen die het vreemd vinden dat jij op zondag naar de kerk gaat of dat je voor je eten bidt? Wat kun jij dan doen? Doe maar net zoals Sem dat doet: gewoon dichtbij God blijven leven, laat aan anderen zien wie God voor jou is door gewoon de dingen te doen die je elke dag doet: zoals bidden en bijbel lezen. En ook jij mag het dan weten: God is altijd en overal bij je. Hij wil jou helpen om elke dag weer te geloven!

 

In beweging: Gewoon doén!

Met deze werkvorm denk je, samen met de kinderen, na over welke gewone dingen zij kunnen doen om te laten zien dat zij in God geloven. Het gaat over dingen die voor ons (en onze kinderen) heel gewoon zijn, maar zeker te maken hebben met christen-zijn in onze maatschappij. Juist door deze dingen te doen, kun je het geloof laten zien aan de mensen om je heen. Ook kinderen mogen hierbij ingeschakeld worden. Dat begint bij een stuk bewustwording dat hoe je ‘gewoon bent’ goed is en ook te maken heeft met je geloof in God.

Dienen en volgen van Jezus doe je in je eigen omgeving. Of dit nu op school is of tijdens het spelen op straat of op de gymnastiekvereniging. Laat de kinderen één of twee dingen uitkiezen die zij de komende week gaan uitvoeren (op de gewone plekken waar zij komen). Ze kunnen kiezen uit:

0 iets aardigs zeggen tegen iemand

0 iemand zomaar even helpen

0 niet meedoen met pesten

0 vriendelijk zijn tegen je broer/zus/vader/moeder

0 als je bij een vriend(in) blijft eten, vragen of je even mag bidden voor het eten

0 niet meteen terugduwen of schelden

Tot slot maak je het nog concreter door de kinderen twee plekken (situaties) te laten noemen waar ze dit gaan doen. Dus: op de voetbal, op school want daar wordt altijd iemand gepest en ik doe hier ook aan mee, ik duw mijn kleine broertje niet meer zomaar, enz.

Gebed

Vraag waar de kinderen voor willen bidden en danken. Schrijf alle punten op die ze noemen zodat je niets kunt vergeten. Oudere kinderen kunnen hun eigen gebedspunt opnoemen of voorlezen. Geef duidelijk aan wanneer zij dit mogen doen (Bijv. op volgorde van de kring). Begin zelf het gebed en zeg dan: ‘We noemen u nu één voor één onze gebedspunten op…’. Als iedereen geweest is, eindig je zelf het gebed met één of twee zinnen.

Neem in elk geval de volgende gebedspunten mee (vanuit het thema):

– Vraag God om Zijn kracht en hulp om te laten zien aan iedereen die we dagelijks ontmoeten dat we geloven in Hem.

– Bid zeker voor vrede!

– Dank God voor dit fijne moment. Dat er een plek is waar we mogen praten en nadenken over God en het geloof. Waar we mogen horen dat God er altijd (op elke plek) bij is.

Extra (bijvoorbeeld voor kinderclub)

Als je extra tijd hebt, kun je deze wat grotere creatieve opdracht doen.

 

Selfie-bord

Maak een selfie-bord over jouw leven.

 

Nodig: grote vellen papier, tijdschriften, foto’s, potloden/stiften, scharen, lijm.

Werkwijze: Geef elk kind een groot vel papier, bijvoorbeeld A3- formaat. Plak, teken, schrijf hierop hoe jouw dagelijks leven eruit ziet. Wie ben jij, waar woon jij, hoe ziet jouw gezin eruit, op welke school zit je, wat zijn jouw hobby’s, enz.

Zoek hiervoor in tijdschriften naar plaatjes, plak foto’s op, teken je eigen huis, enz.

Geef ook je geloof een plek op dit selfie-bord! Dat kan door: plaatje van een kerk, vrienden van de zondagsschool/nevendienst, wolkjes waar je in schrijft waar jij voor bidt, plaatjes uit de kinderbijbel, enz. Schrijf er een vers op uit het Bijbelgedeelte of een andere mooie tekst: ‘Ik zal naar je luisteren’ of ‘God is altijd bij mij’.