Tijdpad

Als je dit programma gebruikt op de kindernevendienst, zul je een keuze moeten maken uit de verschillende programmaonderdelen. Maak voor jezelf van tevoren een tijdpad.

Beginsituatie

Voor de meeste kinderen zal dit een onbekend Bijbelgedeelte zijn. De naam Elia zal bij de kinderen wel herkenning oproepen. Ook de naam van Obadja zullen ze wellicht eerder gehoord hebben. Er staat in de Bijbel een Bijbelboekje met dezelfde naam. Het gaat hier om de profeet Obadja. Maak de kinderen duidelijk dat het hier om een andere persoon gaat. De vragen van Obadja kunnen voor kinderen zeker herkenbaar zijn. Obadja moet iets doen wat hij eng vindt, waarvan hij denkt dat het voor hem niet goed zal aflopen. Hij bevindt zich in een situatie waarin het gevaarlijk is om over de profeet Elia of over zijn God te spreken. In zijn wereld is het moeilijk om God (openlijk) te dienen.
Alle kinderen krijgen ‘vroeg of laat’ te maken met moeilijke situaties. Ze krijgen een opdracht die zij eigenlijk niet durven of iemand stelt een spannende vraag aan hen (bijv. Doe jij ook mee met Halloween?). Ze zullen herkennen dat het helpt als er dan bemoedigende woorden tot je worden gesproken. Of dat je door iemand wordt aangespoord om er toch voor te gaan. En, als je het dan wél doet en/of er wel over praat, dan is dat een echte overwinning.

Persoonlijke voorbereiding

1 Koningen 18:1-20
– Lees het Bijbelgedeelte door.
– Gebruik onderstaande punten voor je eigen voorbereiding.
– Lees ook 1 Petrus 3:13-17 door. Waar zie jij in dit Bijbelgedeelte raakvlakken met het verhaal van Elia en Obadja?

Obadja, dienaar van de Heere
Obadja is hofmeester van koning Achab. De hofmeester is de persoon die verantwoordelijk is voor de verzorging van het paleis en de koninklijke hofhouding. Een belangrijke taak, waarbij je veel invloed kunt uitoefenen, zeker ook als christen. Het is namelijk meteen duidelijk dat Obadja ontzag (vrees) heeft voor de Heere. Dit zal in zijn handel en wandel zeker te merken zijn geweest. Wat een bijzondere positie aan het hof van Achab! Obadja komt in dit Bijbelgedeelte voor een groot dilemma te staan. Hij heeft een heleboel profeten gered uit de handen van Achab en nu moet hij er één (en dat is nog wel Elia!) gaan aangeven bij diezelfde Achab. Obadja is bang dat Achab hem zal doden en houdt een pleidooi voor zichzelf tegenover Elia. Elia stelt hem gerust: vrees de Heere. Obadja gelooft de woorden van Elia en gaat gehoorzaam op weg naar de koning. Ondanks alle twijfels en zijn grote angst is hij een dienaar van de Heere. Obadja staat voor zijn naam!

De levende God spreekt!
Vers 15 is het kantelpunt in deze geschiedenis. ‘Ik doe wat de Heer zegt, ik ga vandaag naar Achab toe. Dat is zo zeker als de machtige Heer leeft!’ Met deze woorden van Elia wordt de vrees van Obadja voor koning Achab weggenomen. Dit is het fundament, de grond onder je voeten. Let op de stellige woorden die Elia spreekt: de Heere leeft, voorzeker, vandaag. De levende God spreekt! Hij is erbij en daarom hoef je niet te vrezen om Hem te gehoorzamen. Gods Woord stelt gerust en geeft Obadja de kracht om op weg te gaan en die machtige Heere te blijven dienen. Die levende God spreekt ook vandaag woorden van kracht in de wereld waarin jij God mag dienen. Richt je dus op dit fundament.

Wie zorgt er nu voor problemen?
In vers 17 lees je een vaak gehoord verwijt van een goddeloze aan een gelovige: ‘Jij zorgt met je dienst aan de Heere God alleen maar voor onrust en problemen…’ Maar Elia kaatst de bal terug! Niet hij, de profeet, maar Achab en zijn voorvaderen hebben voor de problemen gezorgd. Israël hoort namelijk helemaal toegewijd te zijn aan de Heere. De dienst aan Baäl heeft juist tweedracht gebracht (vers 18). Dan worden (vers 19-20) alle profeten die op kosten van Izebel leven, opgetrommeld. Achab stuurt boden erop uit, zodat de Baälprofeten op de berg Karmel bijeenkomen om straks met eigen ogen te zien dat God de Enige God is! Zo staat zelfs Achab met zijn taak (het roepen van de profeten) in dienst van God.

Vraag: Zou jij de bal durven terug te kaatsen als christenen ergens onterecht de schuld van krijgen?

1 Petrus 3:13-17
Het is goed om ter voorbereiding het gedeelte uit 1 Petrus 3:13-17 te lezen. De woorden die hier klinken, raken ook zeker de geschiedenis van Elia en Obadja. In deze verzen worden christenen opgeroepen om rekenschap af te leggen van de hoop die in hen is (denk aan Elia’s woorden in vers 15). Als christen zijn wij ‘navolgers van het goede’, dat is: navolgers van Jezus. Ook wordt er gezegd dat wanneer je doet wat God van je vraagt, je altijd een goed geweten zult hebben. Dan kan het zijn dat je lijden moet omdat je Jezus volgt, maar dat weegt niet op tegen de waarheid. Dit is nogal wat! In de praktijk kan het knap lastig zijn om dit na te leven. Kijk maar naar Obadja. Tegelijkertijd geeft God jou de belofte dat Hij erbij zal zijn. Hij is voor Obadja de vaste grond, het fundament, onder zijn voeten. Hij wil ook voor jou het fundament zijn: in Jezus. Waar je voeten je ook brengen: Hij is de levende God.

Doelstelling

Weten: Kinderen leren dat Obadja de kracht van God krijgt om zijn taak als hofmeester bij koning Achab goed te kunnen uitvoeren.
Ervaren: Kinderen ontdekken dat God ook aan hen de kracht geeft, om Hem te dienen in hun eigen wereld/situatie.
Doen: Kinderen kijken naar hun eigen wereld/situatie en denken na hoe zij hierin iets over Jezus kunnen vertellen en/of kunnen laten zien.

Lied

Zing het lied ‘Mijn God is zo groot’, Op Toonhoogte 541. Dit lied gaat over de kracht van God. Als je gelooft in God, geeft Hij je kracht in elke situatie. Op elke plek waar jij bent. Als je een moeilijke opdracht moet doen voor school. Of als je een lastige vraag krijgt over jouw geloof, bijvoorbeeld in de klas of op de voetbal/gym. Vraag aan de kinderen: Heb jij de kracht van God ook wel eens gevoeld? Wanneer was dat? Ben je dan nooit meer ergens bang voor?

Andere liederen:
Psalm 93:4
Als je bang bent of onzeker OTH 474
‘k Stel mijn vertrouwen OTH 291
Laat zo je licht maar schijnen OTH 538

Gebed

Spreek een kort gebed uit dat de kern van dit kindergesprek raakt. ‘Heere God, we zijn blij dat we U kennen. Want dan hoeven we nooit ergens bang voor te zijn. Toch gebeurt dat wel… Wilt U ons daarom heel sterk en moedig maken. U wilt ook dat wij aan andere mensen laten zien dat U de levende God bent, de sterkste. Zodat de mensen om ons heen zich gaan afvragen: hoe komt het toch dat geloven in God zoveel moed en kracht geeft? Wilt U ons leren hoe we in onze eigen wereld die blijde boodschap kunnen doorgeven.

Introductievorm

Met de introductie komen de kinderen in het thema en kun jij meteen een kijkje nemen in hun leefwereld.

Verhalen delen

Obadja krijgt moed
Kopieer van tevoren voor elk kind het Bijbelgedeelte. Deel uit en lees het eerst een keer samen door. Leg moeilijke woorden meteen uit. Geef van tevoren de vraag: welke drie hoofdrolspelers zijn er in dit verhaal? Na het lezen, kom je hierop terug. Schrijf dan hun namen op een grote flap: Achab, Obadja en Elia. Dan pakken de kinderen het werkboek erbij en gaan alleen of in kleine groepjes aan de slag met de opdrachten. De kinderen hebben voor opdracht 1 een rood, blauw en groen potlood nodig. Bespreek met name opdracht 2 en 3 na afloop.

Bij opdracht 1:
– Hij vreesde* de Heere zeer. (*vrezen = ontzag hebben) (Obadja)
– Ga het land in, naar alle waterbronnen en alle beken. Misschien zullen wij gras vinden voor de dieren. (Achab)
– Bent u het, mijn heer Elia? (Obadja)
– Ik ben het. Ga, zeg tegen de koning: Zie Elia is hier. (Elia)
– Wat heb ik verkeerd gedaan? Achab zal mij vast doden. (Obadja)
– Ik heb honderd profeten van God verborgen in een grot, zodat Izebel ze niet kon doden. (Obadja)
– Zo waar de HEERE van de legermachten leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, voorzeker, vandaag zal ik mij aan hem vertonen! (Elia)
– Bent u degene die Israël in het ongeluk stort? (Achab)
– U hebt de geboden van de HEERE verlaten en bent achter de afgoden van Baäl aangegaan. (Elia)
– Stuur alle profeten van de Baäl naar de berg Karmel. (Elia)

Bijbel

Obadja krijgt moed
Kopieer van tevoren voor elk kind het Bijbelgedeelte. Deel uit en lees het eerst een keer samen door. Leg moeilijke woorden meteen uit. Geef van tevoren de vraag: welke drie hoofdrolspelers zijn er in dit verhaal? Na het lezen, kom je hierop terug. Schrijf dan hun namen op een grote flap: Achab, Obadja en Elia. Dan pakken de kinderen het werkboek erbij en gaan alleen of in kleine groepjes aan de slag met de opdrachten. De kinderen hebben voor opdracht 1 een rood, blauw en groen potlood nodig. Bespreek met name opdracht 2 en 3 na afloop.

Bij opdracht 1:
– Hij vreesde* de Heere zeer. (*vrezen = ontzag hebben) (Obadja)
– Ga het land in, naar alle waterbronnen en alle beken. Misschien zullen wij gras vinden voor de dieren. (Achab)
– Bent u het, mijn heer Elia? (Obadja)
– Ik ben het. Ga, zeg tegen de koning: Zie Elia is hier. (Elia)
– Wat heb ik verkeerd gedaan? Achab zal mij vast doden. (Obadja)
– Ik heb honderd profeten van God verborgen in een grot, zodat Izebel ze niet kon doden. (Obadja)
– Zo waar de HEERE van de legermachten leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, voorzeker, vandaag zal ik mij aan hem vertonen! (Elia)
– Bent u degene die Israël in het ongeluk stort? (Achab)
– U hebt de geboden van de HEERE verlaten en bent achter de afgoden van Baäl aangegaan. (Elia)
– Stuur alle profeten van de Baäl naar de berg Karmel. (Elia)

In beweging

God in jouw wereld

Nodig: De uitspraken schrijf je van tevoren op grote vellen papier. Je vindt deze uitspraken ook in het werkboek. Stimuleer de kinderen om ook thuis over deze uitspraken in gesprek te gaan. Hier staat ook een opdracht voor in het werkboek.

Vertel: Obadja hoeft niet bang te zijn. God leeft en met Hem staat hij sterk! Zo mag jij ook in jouw wereld sterk staan omdat God altijd bij jou is. Als je aan het voetballen bent, als je in de klas zit, als je buiten speelt met vrienden, als je een lastige opdracht moet doen of als je even niet weet wat je zeggen moet. Je mag dus overal geloven in God. Maar, hoe zit dat eigenlijk bij jou? Ben jij je er altijd van bewust dat je ook christen bent op de voetbalclub of buiten met je vrienden? Ik heb een aantal uitspraken die allemaal gaan over christen zijn in de/jouw wereld. En, ik ben benieuwd wat jij hier van vindt!

Doen: Ga met z’n allen in de kring staan. Leg in het midden van de kring één uitspraak neer. Lees deze hardop voor en laat de kinderen hier even over nadenken. Vertel dat als ze het met deze uitspraak eens zijn, ze dicht bij het papier gaan staan. Als ze het er niet mee eens zijn, gaan ze verder weg staan van het papier. Kies jouw positie dus in hoeverre je het er wel/niet mee eens bent. Als iedereen op zijn plek staat, vraag je aan de kinderen om hun positie uit te leggen. Hierna ga je door met de volgende uitspraak. Kies uitspraken die passen bij jouw groep kinderen. Je hoeft ze ook niet allemaal te doen.

Uitspraken:
– Thuis ben ik christen, maar op de voetbal (of… ) even niet.
– Ik vind het leuk als anderen vragen stellen over mijn geloof.
– Als iemand mij een vraag stelt over het geloof, sta ik met mijn mond vol tanden.
– Je hoeft echt niet altijd en overal christen te zijn.
– Ik vind het belangrijk om altijd de waarheid te zeggen, ook als dat niet leuk is.
– Ik heb liever dat het tegenzit en ik geloof, dan dat altijd alles goed gaat en ik niet geloof.
– Ik ben in geen enkele situatie bang om te vertellen dat ik geloof.

Slot: Ga tot slot weer met z’n allen in de kring staan en kom terug op het Bijbelverhaal. Elia bemoedigt Obadja met prachtige woorden over God. Want: God is de levende God. Ook in jouw wereld mag je zeker weten dat God bij je is. Zoals Elia Obadja bemoedigde, wil ik ook jou bemoedigen. Lees een tekst voor uit de Bijbel: bijvoorbeeld Jesaja 43:1-3.

Gebed

Elia is heel zeker van zijn God en dat vertelt hij ook aan Obadja. Obadja krijgt moed en kracht om te getuigen van zijn geloof. Zo zijn er ook in onze maatschappij/wereld mensen die durven te getuigen van hun geloof. We mogen voor hen bidden.
– Bid voor de mensen die belangrijke posities bekleden in de regering en toch laten zien dat ze christen zijn.
– Bid voor alle kinderen die in een moeilijke situatie zitten en ergens heel erg tegenop zien.
– Dank God voor zijn kracht in moeilijke situaties. We mogen zeker weten dat Hij erbij is.