Gesprek 1 - Uitverkoren vreemdelingen
Beginsituatie
Doelstelling
Opmerking vooraf
Bijbelgedeelte
1 Petrus 1:1-7
Petrus schrijft zijn eerste brief aan ‘de vreemdelingen in de verstrooiing in Pontus, Galatië, Kappadocië, Asia en Bithynië’. Deze christenen zijn vreemdelingen, niet omdat zij naar een ander land zijn verhuisd, maar omdat zij door het geloof een ander vaderland hebben gekregen. Ze leven wel in de genoemde provincies, maar als het erop aankomt, zijn ze burgers van een ander Koninkrijk, het Koninkrijk van God. Dát is wat hun identiteit bepaalt en dáárom zijn ze vreemdelingen in hun eigen omgeving.
Lied
Opwekking 798 – Houd vol
Het is de moeite waard de tekst van het lied vast door te nemen, want straks praten we erover door. Je zou ook vooraf een vraag kunnen stellen, zodat jongeren actief meeluisteren of -zingen.
Gebed
Introductie
- Lees de tekst ‘Als christen ben je anders?’ in het werkboek met elkaar.
- Check even of iedereen snapt wat de bedoeling is en laat ze dan de balk vullen met kruisjes (herkenning in Marianne) en rondjes (herkenning in Erik).
- Vraag wie zijn vakjes vooral aan Marianne had gegeven. Als dat voor niemand geldt, peil dan wie van de groep de meeste vakjes aan Marianne had gegeven. Waarin zit de herkenning? Laat jongeren voorbeelden noemen.
- Vraag eventueel ook wat ze vinden van hun eigen verdeling. Vinden ze het oké zo, of zou het meer van Marianne moeten zij? Of juist meer van Erik?
- Bespreek ten slotte de volgende vragen:
- In hoeverre zijn wij als christenen ‘vreemd’ voor de mensen om ons heen?
- Hoe ga je daarmee om? Probeer je zoveel mogelijk te verbergen wat jou vreemd maakt? Of maakt het jou niet uit?
- Zeg dat Petrus over dit onderwerp ook schrijft in zijn eerste brief. Hij noemt de christenen aan wie hij schrijft ‘vreemdelingen’.
Bijbelstudie
- Laat de opdracht eventueel in twee- of drietallen doen. Ze hoeven niet per se bij álle opmerkingen/vragen een reactie in het bijbelgedeelte te zoeken; twee of drie zou al mooi zijn.
- Geef eventueel zelf een voorbeeld. Van de eerste opmerking (‘Ik schaam me er soms voor’) zou je een pijl kunnen trekken naar vers 6-7, waar Petrus het heeft over hemelse eer die we zullen ontvangen. Dus als je je schaamt, zou je eraan kunnen denken dat de eer van God toch veel belangrijker is.
- Bespreek de vragen/opmerkingen vervolgens plenair (of als je een grote groep hebt in groepjes van zes).
- Vraag ten slotte of de tieners/jongeren na deze bijbelstudie er anders over zijn gaan denken dat ze als christenen ‘vreemdelingen’ zijn.
In beweging
Verhalen delen
Bekijk met elkaar de video van Beatrice de Graaf, die bevraagd wordt op haar geloof door Matthijs van Nieuwkerk bij De Wereld Draait Door:
https://www.bnnvara.nl/dewerelddraaitdoor/videos/342860
Bespreek met elkaar de vraag in het werkboek. Je kunt er ook voor kiezen om niet precies op het gesprek tussen Matthijs en Beatrice te reageren, maar te vragen naar vergelijkbare ervaringen. Ben je wel eens aangevallen of aangesproken op je geloof? Hoe reageer je dan? Ken je mensen die niet geloven, en praat je met hen wel eens over je geloof? Probeer met dit soort vragen ervaringen met dit soort situaties (of een gebrek daaraan) te delen.
- Doe deze vorm in groepjes van ca. vijf tieners/jongeren.
- Je hoeft niet per se alle drie casussen te bespreken. De eerste casus gaat erover dat je expliciet uitkomt voor je christen-zijn. De tweede gaat meer impliciet over christen-zijn. Hij laat zien dat je als christen ook kunt opvallen door goed te doen. Bij de derde peilen we alleen het gevoel bij vreemdeling zijn (we laten in het midden wat je tegen de collega’s zegt).
- Laat iedereen bij een casus eerst een eigen reactie kiezen. Vervolgens ga je erover in gesprek. Ga de reacties niet beoordelen. Vraag wel dóór. Waarom kiezen ze eventueel voor een c- of d-reactie? Heeft dat te maken met schaamte? Onzekerheid?