Beginsituatie

Jongeren willen graag bij de groep horen. Meestal is het niet prettig om ‘anders’ of ‘vreemd’ te zijn. Ze hebben dus de neiging om de kleur van de omgeving aan te nemen. Dat kan betrekking hebben op kleding, vrijetijdsbesteding, omgang met de social media en ook op meningen. Bewust of onbewust kijken ze naar de keuzes die hun leeftijdsgenoten op deze terreinen maken. Eén en ander hangt overigens mede af van het karakter en de mate van zelfbewustzijn van de tiener of jongere. Er zijn natuurlijk jongeren die het wél leuk vinden om anders te zijn en te doen. Als iedereen zich kleedt als de doorsnee jongere, kun jij ervoor kiezen om bijvoorbeeld een gothic stijl te ontwikkelen. Maar zelfs dan is niet onbelangrijk wat de rest van de groep ervan vindt.

Dat soort jongeren zijn er óók als het gaat om het geloof. Ze hebben er geen enkele moeite mee om op te vallen vanwege hun christen-zijn. Maar onder hun geloofs- en leeftijdgenoten vormen zij een minderheid. De meeste christen-jongeren vinden het erg lastig als ze vanwege hun geloof ‘vreemd’ gevonden worden. Als pa in een restaurant vrij luid zegt: ‘Jongens, even stil, dan kunnen we bidden voor het eten’, roept dat al gauw een vrij ongemakkelijk gevoel op. Andere redenen waarom leeftijdsgenoten hen vreemd kunnen vinden, zijn bijvoorbeeld dat ze op zondag niet winkelen, dat ze bepaalde opvattingen hebben over seksualiteit, of eenvoudigweg dat ze geloven dat Jezus op het water heeft gelopen.

Het zal duidelijk zijn dat het erg kan verschillen hoe jongeren hierop reageren. Sommigen proberen zo min mogelijk op te vallen als christen, anderen kiezen voor een vrij duidelijk eigen profiel, en een derde groep zit daar ergens tussenin.

Van belang om op te merken is nog dat onze samenleving in het algemeen vrij tolerant is, ook naar ‘vreemde mensen’ toe. Het is voor jongeren niet per se lastig om te vertellen dat ze christen of ‘christelijk’ zijn; de ander kan dat zelfs wel interessant vinden. Iets anders wordt het vaak als het christen-zijn niet beperkt blijft tot wat je thuis beleeft, maar ook tot uiting komt in bepaalde gedragingen en opvattingen buiten de deur.

Doelstelling

Tieners onderkennen dat hun christen-zijn hen in een bepaald opzicht tot ‘vreemdelingen’ in hun eigen omgeving maakt. Ze denken en doen nu eenmaal anders dan de meeste mensen om hen heen. Of: ze erkennen dat het zo zou moeten zijn

Tieners durven het aan om – zo nodig – vreemd gevonden te worden vanwege hun christen-zijn. Het ontwikkelen van een gezonde christelijke identiteit is daarvoor erg belangrijk.

Tieners ervaren het (iets meer) als een eer om vreemd gevonden te worden. Dat is niet omdat ze beter zijn dan andere mensen, maar omdat ze mogen weten dat God hen altijd vasthoudt en dat Hij hun vreemdelingschap zal belonen.

Opmerking vooraf

Het is belangrijk om bij dit gesprek te beseffen dat vreemdelingschap niet iets is wat gezocht moet worden. ‘Vreemd zijn’ is geen doel op zich, alsof je pas een goede christen bent als je omgeving je vreemd vindt. Want je kunt ook door ontactisch en raar gedrag vreemd gevonden worden. Dat is dus niet wat we in dit gesprek bedoelen. Vreemdelingschap gaat in de eerste plaats over je identiteit als christen. Je bent nu eenmaal anders, omdat je bij God hoort. Daar hoef je niks voor te doen. Het kán betekenen dat je ook anders of zelfs vreemd gaat doen, maar dat is geen doel op zich. Als vreemdelingen moeten en mogen we wel degelijk zoveel mogelijk aansluiting zoeken bij onze omgeving.

Bijbelgedeelte

1 Petrus 1:1-7

Petrus schrijft zijn eerste brief aan ‘de vreemdelingen in de verstrooiing in Pontus, Galatië, Kappadocië, Asia en Bithynië’. Deze christenen zijn vreemdelingen, niet omdat zij naar een ander land zijn verhuisd, maar omdat zij door het geloof een ander vaderland hebben gekregen. Ze leven wel in de genoemde provincies, maar als het erop aankomt, zijn ze burgers van een ander Koninkrijk, het Koninkrijk van God. Dát is wat hun identiteit bepaalt en dáárom zijn ze vreemdelingen in hun eigen omgeving.

Lied

Opwekking 798: Houd vol.

Let goed op bij het lied, en neem de tekst vast door! We praten er straks nog even over door.

Gebed

Dank God ervoor dat we Zijn kind mogen zijn. In de praktijk is het wel eens lastig, maar het blijft een enorm voorrecht.

Belijd dat we soms/vaak leven alsof we géén kind van God zijn. Dan willen we liever zijn zoals iedereen, zonder de verplichtingen van het christen-zijn.

Bid om wijsheid en moed om zo nodig tegen de stroom in te gaan, ook als anderen ons daarom vreemd vinden.

Verhalen delen

We praten kort door over het lied ‘Houd vol’.

Werkwijze

  • Laat de tieners/jongeren bij dit lied voor zichzelf de volgende symbolen zetten:

? bij een regel die vragen oproept (‘Dit snap ik niet’)

! bij een regel die herkenning oproept (‘Dit herken ik in mijn leven’)

® bij een regel die ze mooi vinden (‘Dit spreekt me aan’)

  • Inventariseer reacties, bijvoorbeeld door aan iemand te vragen: ‘Waar heb jij een vraagteken bij gezet?’ Vraag door: ‘Waarom heb je daar een vraagteken bij gezet?’ ‘Zijn er jongeren die hier óók een symbool bij hebben gezet, misschien juist een ánder symbool?’ Vervolgens vraag je aan een andere tiener/jongeren bijvoorbeeld waar hij/zij een uitroepteken bij heeft gezet. Enz. Vraag zoveel mogelijk door naar ervaringen.
  • Wacht af of iemand een symbool heeft gezet bij de eerste strofe. Zo niet, vraag dan wat deze strofe bij hen oproept. Waarom noemt dit lied ons ‘vreemdelingen’? Ga hier niet te lang op door, het begrip vreemdelingschap (vreemdelingen) wordt nader geïntroduceerd bij de introductie.

Introductievorm

Werkwijze

  • Lees met elkaar de tekst ‘Televisieserie’ in het werkboek.
  • Laat de tieners even nadenken over de drie dingen die Anne aan het einde van de week gaat noemen.
  • Vraag een tiener zijn of haar eerste ding te noemen. Bij deze vorm gaat het erom of tieners dingen noemen die met het geloof te maken hebben, bv.: ‘Ze bidden voor het eten’, of: ‘Hij leest in de Bijbel voordat hij gaat slapen’. Maar stuur daar niet op aan. Als een tiener bijvoorbeeld zegt: ‘Dat ze ’s avonds met z’n allen in pyjama voor de televisie zitten’, dan is dat óók een goed antwoord. Laat daar gerust even wat hilariteit over ontstaan.
  • Vraag vervolgens een andere tiener om iets te noemen, enz. Ga wat dieper in op een antwoord dat met het geloof te maken heeft. Wat zal Anne daar vreemd aan vinden, denk je?
  • Bespreek ten slotte de volgende vragen:
  1. In hoeverre zijn wij als christenen ‘vreemd’ voor de mensen om ons heen?
  2. Ervaar jij het wel eens dat leeftijdsgenoten jou vreemd vinden omdat je christen bent? Wanneer bijvoorbeeld?
  3. Hoe vind je dat?
  4. Hoe ga je daarmee om? Probeer je zoveel mogelijk te verbergen wat jou vreemd maakt? Of maakt het jou niet uit?
  • Werkwijze
    • In het werkboek staat het bijbelgedeelte in de weergave van de Bijbel in Gewone Taal, omdat het gedeelte in de NBV of HSV voor tieners/jongeren al gauw te moeilijk is. Wil je de studie toch liever aan de hand van de vertaling doen die jullie meestal gebruiken, dan kan dat natuurlijk. Maak dan zelf een werkvel met daarop het bijbelgedeelte en daarnaast de opmerkingen/vragen uit het werkboek.
    • Laat de opdracht eventueel in twee- of drietallen doen. Ze hoeven niet per se bij álle opmerkingen/vragen een reactie in het bijbelgedeelte te zoeken; twee of drie zou al mooi zijn.
    • Geef eventueel zelf een voorbeeld. Van de eerste opmerking (‘Ik schaam me er soms voor’) zou je een pijl kunnen trekken naar vers 6-7, waar Petrus het heeft over hemelse eer die we zullen ontvangen. Dus als je je schaamt, zou je eraan kunnen denken dat de eer van God toch veel belangrijker is.
    • Bespreek de vragen/opmerkingen vervolgens plenair (of als je een grote groep hebt in groepjes van zes).
    • Vraag ten slotte of de tieners/jongeren na deze bijbelstudie er anders over zijn gaan denken dat ze als christenen ‘vreemdelingen’ zijn.

    Zeg dat Petrus over dit onderwerp ook schrijft in zijn eerste brief. Hij noemt de christenen aan wie hij schrijft ‘vreemdelingen’.

Bijbelstudie

Bijbelstudie 1 Petrus 1:1-7 

Neem de tekst en de vragen door met elkaar. Ga aan de slag met de opdracht zoals die in het werkboek beschreven staat.

Werkwijze

  • Laat de opdracht eventueel in twee- of drietallen doen. Ze hoeven niet per se bij álle opmerkingen/vragen een reactie in het bijbelgedeelte te zoeken; twee of drie zou al mooi zijn.
  • Geef eventueel zelf een voorbeeld. Van de eerste opmerking (‘Ik schaam me er soms voor’) zou je een pijl kunnen trekken naar vers 6-7, waar Petrus het heeft over hemelse eer die we zullen ontvangen. Dus als je je schaamt, zou je eraan kunnen denken dat de eer van God toch veel belangrijker is.
  • Bespreek de vragen/opmerkingen vervolgens plenair (of als je een grote groep hebt in groepjes van zes).
  • Vraag ten slotte of de tieners/jongeren na deze bijbelstudie er anders over zijn gaan denken dat ze als christenen ‘vreemdelingen’ zijn.

In beweging

Werkwijze

  • Doe deze vorm in groepjes van ca. vijf tieners/jongeren.
  • Je hoeft niet per se alle drie casussen te bespreken. De eerste casus gaat erover dat je expliciet uitkomt voor je christen-zijn. De tweede gaat meer impliciet over christen-zijn. Hij laat zien dat je als christen ook kunt opvallen door goed te doen. Bij de derde peilen we alleen het gevoel bij vreemdeling zijn (we laten in het midden wat je tegen de collega’s zegt).
  • Laat iedereen bij een casus eerst een eigen reactie kiezen. Vervolgens ga je erover in gesprek. Ga de reacties niet beoordelen. Vraag wel dóór. Waarom kiezen ze eventueel voor een c- of d-reactie? Heeft dat te maken met schaamte? Onzekerheid?

Verhalen delen

Bekijk met elkaar de video van Beatrice de Graaf, die bevraagd wordt op haar geloof door Matthijs van Nieuwkerk bij De Wereld Draait Door:

Hier vind je de video.

Bespreek met elkaar de vraag in het werkboek. Het kan best zijn dat het gesprek voor tieners wat moeilijk te volgen is. Je kunt er ook voor kiezen om niet precies op het gesprek tussen Matthijs en Beatrice te reageren, maar te vragen naar vergelijkbare ervaringen. Ben je wel eens aangevallen of aangesproken op je geloof? Hoe reageer je dan? Ken je mensen die niet geloven, en praat je met hen wel eens over je geloof? Probeer met dit soort vragen ervaringen met dit soort situaties (of een gebrek daaraan) te delen.