Gesprek 3: Jezus spreekt ons aan
Beginsituatie
- Jongeren weten – en ervaren misschien – dat christen-zijn je in het algemeen niet populair maakt. Daarvoor is het teveel verbonden met impopulaire standpunten en gedachten. In dit programma is het belangrijk om daarbij onderscheid te maken tussen overtuigingen die te maken hebben met de kern van het christelijke geloof en overtuigingen die te maken hebben met de uiterlijke kenmerken daarvan. Waar we het over gaan hebben, is dat ook de kern van het christelijke geloof – Jezus Christus – weerstand kan oproepen, zowel bij onszelf als bij anderen.
- Die weerstand kan erin liggen dat Jezus ons confronteert met onze afhankelijkheid en onze schuld. Of dat Hij ons vraagt te geloven dat Hij één is met God de Vader. Beide elementen spelen een rol in Johannes 6:60-69. Maar ook het feit dat discipelschap kruisdragen en zelfverloochening met zich meebrengt, kan weerstand oproepen.
- Niet elke christen-jongere is zich daarvan bewust. Ze kunnen het idee hebben dat het christendom een feelgood- godsdienst is of zou moeten zijn. Dat het ook een confronterende boodschap is, daar kunnen ze mogelijk niet zo goed mee overweg – zeker ook niet in het gesprek met niet- of andersgelovigen. Bepaalde aspecten laten ze daarom liever maar achterwege.
- Des te meer is het belangrijk om te benadrukken dat het evangelie – ondanks de weerstand die het soms oproept – wel degelijk goed nieuws is. Het is zoals Petrus in Johannes 6 vers 68 zegt over Jezus: ‘U hebt woorden van eeuwig leven’!
Johannes 6:60-69
Johannes 6:60-69 tekent op een aangrijpende manier dat er een tweedeling ontstaat binnen de groep van Jezus’ discipelen. Een groot deel (‘velen’, vers 66) neemt aanstoot aan Jezus’ woorden en besluit Hem niet meer te volgen. Voor de kleinere kring van Jezus’ twaalf discipelen moet dat schokkend zijn geweest. Toch leidt het voor hen tot een hernieuwde toewijding. Als Jezus hen vraagt of ze óók niet weg willen gaan, belijdt Petrus namens hen: ‘Naar wie zullen wij heengaan? U hebt woorden van eeuwig leven’!`
Doelstelling
Denken: Jongeren ontdekken dat het christelijke geloof op het eerste gehoor weerstand kan oproepen, zowel bij zichzelf als bij anderen.
Ervaren: Ze ervaren dat ze in het geloven én in het doorgeven van het geloof afhankelijk zijn van Gods hulp en Zijn Geest.
Doen: Ze denken erover na hoe ze met iemand uit hun omgeving in gesprek kunnen gaan over het geloof en bidden langdurig voor één persoon.
Lied
‘Al wat ik ben’ (OTH 267)
Gebed
Dank God ervoor dat Hij ons het geloof wil geven. Bid om openheid daarvoor – bij onszelf en bij leeftijdgenoten met wie we elke dag optrekken.
Introductievorm
Tieners denken na over stellingen die te maken hebben met de aantrekkingskracht van het evangelie, maar ook met de eventuele weerstand ertegen. Ze mogen alleen reageren met JA (mee eens) of NEE (niet mee eens). Zo ervaren ze tegelijkertijd dat eenzelfde stelling twee heel verschillende reacties kan oproepen.
Benodigdheden
• Ruimte in de zaal om een JA-vak en een NEE-vak te maken, waar de tieners kunnen gaan staan.
• Onderstaande stellingen.
• Christen-zijn is fijn.
• Het is begrijpelijk dat veel mensen niet willen geloven.
• Christenen moeten het geloof beter uitleggen.
• Aan Jezus kun je geen hekel hebben.
Werkwijze
- Vertel dat we stellingen gaan bespreken die ermee te maken hebben of mensen het christelijk geloof aantrekkelijk vinden of juist niet. De tieners moeten kiezen tussen JA en NEE en in het betreffende vak gaan staan. Iets ertussenin kan niet.
- Noem de eerste stelling en laat de tieners reageren door in het JA-vak óf het NEE-vak te gaan staan. Vraag in beide vakken of iemand kan toelichten waarom hij/zij daar staat. Eventueel kun je anderen daar nog op laten reageren, maar houd het kort. Het gaat er niet om dat een stelling uit-bediscussieerd wordt.
- Loop zo ook de andere drie stellingen langs.
- Sta bij de laatste stelling wat uitgebreider stil bij de vraag waarom je een hekel aan Jezus zou kunnen hebben, of: waarom je je aan Hem zou kunnen ergeren. Zegt Jezus altijd dingen die ‘leuk’ en ‘fi jn’ zijn? Zijn er tieners die sommige dingen van Jezus óók moeilijk / vervelend / irritant vinden? Geef de ruimte om hier eerlijk op te antwoorden, maar ga de reacties niet bespreken. Het gaat erom dat duidelijk wordt dat Jezus ook dingen kan zeggen die je niet zo goed uitkomen…
Bijbelstudie
Tieners/jongeren ervaren iets van de spanning die in Johannes 6:60-69 besloten zit – en die ze mogelijk ook bij zichzelf herkennen!
Er zitten in dit bijbelgedeelte een paar moeilijke dingen die je mogelijk eerst moet verhelderen, voordat je aan de eigenlijke werkvorm toe bent. Lees eventueel – naast de vertaling die jullie doorgaans gebruiken – de weergave van de Bijbel in Gewone Taal.
- Allereerst is er de vraag wat de discipelen nu eigenlijk zo onverteerbaar vonden aan de woorden van Jezus (vers 60). In commentaren wordt deze vraag verschillend beantwoord. In de voorafgaande verzen heeft Jezus gezegd dat Hij het levende brood is, dat is ‘Mijn vlees dat Ik geven zal voor het leven van de wereld’ (vers 51). Hij heeft Zijn hoorders opgeroepen zijn vlees te eten en zijn bloed te drinken (vers 56). Sommige commentaren veronderstellen dat veel discipelen deze woorden ten onrechte letterlijk hebben opgevat en dat ze er dáárom aanstoot aan nemen. Dat is mogelijk, maar waarschijnlijk heeft het er (ook) mee te maken dat ze de geestelijke waarheid achter deze beelden niet kunnen accepteren. Jezus maakt zichzelf met deze woorden namelijk heel belangrijk, zelfs onmisbaar. Zonder Hem heb je geen leven! De woorden van Jezus komen over als heel pretentieus en als beledigend voor henzelf.
- Vers 62 is een verwijzing naar Jezus’ hemelvaart, met als impliciete vraag: ‘Zouden jullie dan wél geloven?’
- Over vers 63: ‘het vlees heeft geen enkel nut’ (HSV) of ‘het lichaam dient tot niets’ (NBV). Het ‘vlees’ staat hier voor de zwakheid van het menselijk bestaan sinds de zondeval. Met dat vlees kom je niet tot enig geestelijk inzicht, daarvoor is de Heilige Geest nodig. Zie ook Johannes 3:6.
- Vers 65 heeft iets van het uitverkiezend handelen van God in zich. Maar niet in de zin van: ‘Je moet maar afwachten of Hij het wil geven.’ We mogen de Vader vragen om dit geloof!
- Over het feit dat Jezus ons aanspreekt, kun je vanuit dit gedeelte dus drie dingen zeggen: a. Jezus’ woorden kunnen weerstand oproepen; b. voor ons eigen geloof en voor ons getuigenis naar buiten toe zijn we daarom afhankelijk van het werk van de Geest; c. als de Geest onze ogen opent voor de waarheid van het evangelie geeft dat perspectief op het eeuwige leven.
Werkwijze Opdracht 1
- Vertel iets over wat aan dit Bijbelgedeelte vooraf is gegaan en de moeite die de discipelen daar mogelijk mee gehad hebben.
- Lees het Bijbelgedeelte met elkaar.
- Vraag of duidelijk is wat er staat, dus: ‘Begrijp je de woorden en zinnen die gebruikt worden?’ Leg zo nodig uit aan de hand van bovenstaande.
- Het gaat in dit gedeelte over drie personen of groepen:
- Jezus
- De discipelen die bij Hem weggaan
- De discipelen die bij Hem blijven (o.a. Petrus)
- Bedenk een vraag of opmerking die je aan één van deze groepen (personen) zou willen richten. Als je een groepje van zes personen hebt, kun je ze twee aan twee een vraag laten formuleren. Verdeel dan de ‘rollen’: ‘Jullie formuleren een vraag/opmerking aan Jezus, jullie aan de discipelen die vertrekken en jullie aan Petrus.’
- Bespreek vervolgens de vragen of opmerkingen die geformuleerd zijn. Wat zou de ‘partij’ aan wie de vraag/ opmerking gericht is daar mogelijk op antwoorden?
Werkwijze Opdracht 2 – Alternatief
- Als je bij de introductie óók al vragen hebt laten formuleren, kun je ook de volgende werkvorm overwegen.
- Laat de tieners/jongeren bij het Bijbelgedeelte de volgende symbolen zetten:
! = dit vind ik mooi
? = deze reactie snap ik niet
* = dit vind ik zelf ook irritant of lastig
Let op: de vraagtekens moeten dus niet gaan over ‘wat wordt bedoeld met…?’ Als het goed is, zijn deze vragen bij stap 1 al beantwoord. Het gaat om vragen bij beweegredenen om iets te doen of te zeggen.
In beweging
Dat veel discipelen bij Jezus wegliepen, was natuurlijk niet omdat ze geen belangstelling hadden voor het eeuwige leven. Waar ze moeite mee hadden, was de manier waarop ze daar deel aan konden krijgen. Het is goed om daar met elkaar over na te denken: hoe presenteer je het evangelie op een aantrekkelijke manier, zonder te doen alsof dat niks van je vraagt?
Mogelijkheid 1 – Vraag en aanbod
Jezus doet ons en iedereen het aanbod van het eeuwige leven. Maar hoewel dat gratis is, ontvang je dat niet ‘automatisch’. We denken erover na hoe we beide elementen kort en aantrekkelijk (= zonder onnodige weerstand op te roepen) kunnen verwoorden, bijvoorbeeld op de website van onze gemeente.
Benodigdheden
- Schrijf- en eventueel ook tekenmateriaal.
- Eventueel bladen, magazines, kranten, scharen en lijm.
Werkwijze
- Maak groepjes van twee of drie personen. Laat hen nadenken over een manier om Jezus’ aanbod te verwoorden, die tegelijkertijd duidelijk maakt hoe je dat aanbod ontvangt. Geef eventueel het volgende voorbeeld: ‘Geloof in Jezus en ontvang eeuwig leven!’ De jongeren kunnen er vast iets veel creatievers van maken, maar deze boodschap maakt in ieder geval duidelijk wat het christelijk geloof ‘oplevert’ én hoe je daar deel aan krijgt.
- Als je een creatieve groep hebt, kun je ze ook de gelegenheid geven om het met symbolen of andere beelden uit te drukken. Zorg dan voor tekenmateriaal en eventueel ook voor bladen waaruit ze afbeeldingen kunnen knippen.
- Laat de tieners/jongeren hun product presenteren en eventueel toelichten.
- Het is goed om dit onderdeel af te sluiten met gebed: dat ons leven en onze woorden een goede ‘reclame’ mogenzijn van het leven dat Jezus wil geven.
Mogelijkheid 2 – Ik geloof…
We hebben de opdracht om ons geloof op zo’n manier te laten zien en te verwoorden dat het geen onnodige weerstand oproept. Maar wat is ‘onnodige weerstand’? Hoe verwoord je het evangelie op een mooie én eerlijke manier? Daar denken we over na.
Benodigdheden
- Werkboek en pennen.
Werkwijze
- Laat de tieners/jongeren in het werkboek een keuze maken uit de ‘Ik geloof-boodschappen’ van het rijtje. Welke vinden ze én het mooist én het eerlijkst? Welke zouden ze het liefst gebruiken?
- Bespreek de gekozen antwoorden.
Gebed
Sluit af met gebed.
Bedank de groep voor inbreng en aanwezigheid.
Geef even aan wanneer jullie de volgende keer bijeen komen.