Beginsituatie

  • We zijn (bijna) allemaal geneigd om ons eigen leven te leiden, in een zelfgekozen omgeving en omringd door zelfgekozen vrienden. Dat geldt zowel voor ouderen als voor jongeren. Belangrijke vraag is in hoeverre we daarbij open staan voor verrassingen die God op ons pad brengt en waarmee Hij ons iets wil zeggen. God wil dat onze ogen opengaan voor wat ‘naast’ onze levensweg gebeurt.
  • Voor sommige jongeren betekent dit een appèl op een open houding naar wie zij als ‘anders’ ervaren. Je bent al gauw geneigd om je te omringen met mensen die ongeveer hetzelfde denken en doen als jij. Het kan dan eng of onwennig zijn om je eigen grenzen te overschrijden, richting mensen die zich buiten je directe leefwereld bevinden en toch (impliciet) een beroep doen op jouw hulp. Juist voor mensen die ‘anders’ zijn, kun jij de naaste zijn.
  • Dat God degene is die verrassingen op ons levenspad brengt, kan voor andere jongeren juist iets ontspannends hebben. Ze hoeven niet krampachtig op zoek te gaan naar mogelijkheden om hun christen-zijn concreet te maken. Ze hoeven ‘alleen maar’ open te staan voor de (noden van) naaste die ze in hun dagelijkse leven tegenkomen.

Doelstelling

  • Jongeren ontdekken dat God in hun dagelijks leven, of aan de rand daarvan, onverwachte mogelijkheden geeft om iets van Hem te laten zien. Ze denken erover na hoe ze Gods stem hierin kunnen herkennen.
  • Ze groeien in een open en bewogen houding naar hun naaste, juist ook als die anders is dan zij.
  • Op een speelse manier oefenen ze in (het bedenken van) kleine acties die ze direct in praktijk kunnen brengen

Kern

Letterlijk aan de kant van hun levensweg komen een priester, een Leviet en een Samaritaan een slachtoffer tegen van een roofoverval. ‘Toevallig…’, zegt vers 31. Ze zien hem alle drie, maar alleen de Samaritaan ziet hem echt. Hij stelt zijn hart open voor de nood van het slachtoffer en doet wat hij kan…

 

Lied

‘Ik was hongerig’ (OTH 373)

Of: ‘Draag de last, die de ander buigt’

Toen ik naar mijn naaste zocht (OTH 376)

Psalm 86:4

Psalm 133

Gebed

Dank voor het voorbeeld van de Samaritaan. Bid om een juiste houding naar mensen die op je pad komen. Bid om open ogen en open oren. Alleen zo kun je er zijn voor je omgeving.

Verhalen delen

Jongeren blikken terug op de dag: is er iemand geweest die hun hulp/aandacht nodig had?

Denk even terug aan afgelopen dag. Stel jongeren de vraag: ben je iemand tegengekomen, op school, op straat, op de sportclub, in de stad, van wie je dacht: Die heeft mijn hulp, mijn aandacht nodig…? Als jongeren niemand kunnen noemen, probeer dan het gesprek iets verder te brengen door te vragen: hoe heb je gekeken? Had er wel iemand kunnen zijn, of … Als jongeren iemand kunnen noemen, laat hen dan vertellen wie het was en nog belangrijker: wat ze gedaan hebben. Laat dit moment alleen een uitwisseling zijn van ervaringen, en sluit af door te zeggen: daar gaat het vanavond over: echt kijken en hulp bieden, juist op onverwachte momenten. Als je introductievorm 16- doet, kun je daar beter als eerste mee starten! En vervolgens als afsluiting van deze vorm vragen: zijn er vandaag eigenlijk zulke momenten geweest, dat je als je echt gekeken had, er voor iemand had kunnen zijn?

Introductievorm: Wie is mijn naaste?

Jongeren denken na over het begrip ‘naaste’.

Benodigdheden

  • Zorg voor de opdracht uit het werkboekje voor iedereen en voldoende pennen

Werkwijze

  • Laat jongeren nadenken over de vraag: aan wie denk je bij het woord naaste? Geef hen de opdracht op te schrijven aan wie of wat ze bij dit woord denken.
  • Bespreek wat is opgeschreven. Wat valt op? Zijn het vooral mensen die dichtbij de jongeren staan, die ze kennen, met wie ze een relatie hebben? Hun familie, vrienden, buren, mensen uit de kerk, van school, van de sportclub? Of staan er ook ‘vreemden’ tussen, of omschrijvingen die laten zien: iedereen is mijn naaste?
  • Maak de overstap naar de Bijbelstudie. Ook daar komt de vraag aan de orde: wie is mijn naaste? Om antwoord te geven op die vraag, vertelt Jezus een verhaal.

Bijbelstudie: Lukas 10:25-37

Pinchas, Levi en Sem zien…

Jongeren worden uitgedaagd zich in te leven in de personen uit dit Bijbelgedeelte: Wie ziet wat en doet wat?

Benodigdheden

  • Zorg dat iedereen het Bijbelgedeelte heeft en de opdracht uit het werkboekje.

Werkwijze

  • Verdeel de jongeren in groepjes. Lees eerst het Bijbelgedeelte. Geef alle jongeren daarna het werkboekje met de dagboekstukjes en de opdracht het verhaal te lezen door de ogen van priester Pinchas, de Leviet Levi en de Samaritaan Sem. Alle drie reisden ze over de weg van Jeruzalem naar Jericho en zien daar een man liggen, naakt, gewond… Ze ‘zien’ alle drie, maar toch reageren ze niet hetzelfde. Jongeren proberen zich in deze drie personen in te leven. Zij bedenken op de plaatsen waar cijfers staan, wat deze mensen gezegd of gedacht zouden kunnen hebben. In hun groepje bespreken ze hoe ze de dagboekstukjes aangevuld hebben.
  • Als tweede opdracht bekijken ze het werkblad met reactiemogelijkheden. Om het Bijbelgedeelte nog dichterbij te brengen, krijgen ze de vraag hoe ze zelf in zo’n situatie gereageerd zouden hebben. Zeg zoiets als: Stel, je loopt zelf op die weg van Jeruzalem naar Jericho. Je ziet een man liggen, gewond, halfdood… Om je te helpen inleven, een aantal mogelijke reacties op een rij. In welke herken jij je vooral? Laat de jongeren de reacties bespreken. Waarom kiezen ze voor een bepaalde gedachte? Welk beeld hebben ze van de hoofdpersonen? Ga hierover met elkaar in gesprek.

Probeer in het gesprek vooral te benadrukken dat de Samaritaan niet alleen goed kijkt naar het slachtoff er, hij kijkt ook goed naar zichzelf. Hij ziet allerlei mogelijkheden die hij kan inzetten om deze man te helpen. Welke mogelijkheden kunnen jongeren inzetten om een ander, hun naaste te helpen? Ga door naar onderdeel In beweging komen om over deze vraag na te denken.

Dagboek van …

… Pinchas, de priester

Wat ik meegemaakt heb! ’t Was gisteravond. Ik kwam uit Jeruzalem, want ik had God gediend in de tempel. En ik liep weer terug, over die weg naar Jericho, de bergen door. Zie ik daar ineens een man, naakt op de weg. Stil, ademt nauwelijks, gewond, heeft geen spullen meer. Het eerste wat ik dacht was… (1).

… Levi, de Leviet

Moet je horen! Gisteravond kwam ik uit die schitterende tempel in Jeruzalem. Ik moest Pinchas bijstaan in zijn priesterdienst. Prachtig, we spraken nog over het dienen en liefhebben van God. Dus ik liep zo naar beneden richting Jericho, in de verte zie ik Pinchas nog lopen. En toen ineens, zie ik daar een man, waarschijnlijk slachtoff er van een roversbende. Ik loop een beetje naar hem toe. Ik kijk naar hem en zie die afschuwelijke wonden. Ik liet de nood en het leed van die halfdode man even tot me doordringen.

Op dat moment dacht ik… (2).

… Sem, de Samaritaan

Gisteravond liep ik daar, over die drukke, bergachtige weg van Jeruzalem naar Jericho. Bepakt en bezakt, want ik ging op reis. Hier en daar werd ik uitgejouwd door een aantal orthodoxe mannenbroeders. Maar wat echt mijn aandacht trok was een man. Die lag daar gewond aan de kant van de weg, alleen… Toen ik zag dat het menens was, dacht ik…(3).

Mijn reactie

  • Verontwaardiging – Ik zou me afvragen wie er nu zo volgepakt en alleen ook over die gevaarlijke weg reist!

Dit schrééuwt om beroofd te worden. • Angst – Ik zou zo snel mogelijk doorlopen. Wie weet

struinen die rovers nog wel ergens rond. Straks nemen ze mij ook nog te grazen. • Boos – Ik zou boos op die man worden. Waarom was hij niet gewoon aan het werk! Net als iedereen! Dat hangt maar rond op de weg van Jeruzalem naar Jericho. • Machteloos – Ik zou hem graag helpen, maar ik zou even geen mogelijkheden zien. Misschien thuis 112 bellen? • Afschuw – Ik zou niet naar die gewonde man willen kijken. • Onverschillig – Ik zou het liefst doorlopen en me er niet mee bemoeien. Doorlopen en niet omkijken. Niet harder gaan lopen ook, gewoon doorlopen en net doen of ik hem niet zie.

  • Interesse – Ik zou hier gelijk meer van willen weten. Een gewonde man, zou hij nog leven? Even dichterbij kijken.
  • Medelijden – Ik zou me afvragen hoe ik hem kon helpen. Kijk die wonden, snel stelpen. Waar is mijn schone shirt?
  • Anders, namelijk…

 

In beweging: Here I am!

Jongeren gaan na wie ze tegengekomen zijn en wat ze voor hem hadden kunnen betekenen.

Benodigdheden

  • Voor iedere jongeren de opdracht uit het werkboekje en een pen.

Werkwijze

  • Laat jongeren in gedachten nagaan wie ze vandaag allemaal zijn tegengekomen. Dat schrijven ze op in hun werkboek. • Vervolgens vraag je hen te bedenken bij elke persoon wat je voor hem of haar had kunnen doen, als je tijd en zin had gehad.
  • Laat jongeren over deze oefening in gesprek gaan. Wat valt op aan én de mensen én wat ze hadden kunnen doen?
  • Tot slot maken ze met zichzelf een afspraak voor de volgende dag: Ze kiezen één ding uit om uit te voeren als ze iemand tegenkomen voor wie ze iets kunnen betekenen. Ga in gedachten na wie je vandaag allemaal bent tegengekomen? Maak de lijst zo compleet mogelijk.
    Bedenk bij elke persoon iets wat je voor hem/haar had kunnen doen – als je de tijd en de zin had gehad…  Mag ook gewoon
    ‘hallo’ zeggen zijn.