Beginsituatie

  • ‘Als God je roept, dan ga je bijzondere dingen doen in bijzondere situaties.’ Die gedachte leeft bij veel kerkelijke jongeren (én ouderen). Ondertussen leven zij zelf een heel gewoon leven in een heel gewone situatie. Deze constatering kan leiden tot een scherp gevoeld dualisme: je hebt het dagelijkse leven en je hebt het geestelijke leven. Soms raken die twee elkaar, maar voor een groot deel zijn het gescheiden werelden. • Een aantal van deze jongeren verlangt ernaar om in het dagelijks leven te laten zien dat ze met God willen leven. Het meest makkelijk lijkt het dan om een paar stevige identity markers neer te zetten: bidden voor het eten, er iets van zeggen als iemand vloekt. Tegelijkertijd voelt dat vaak ook níet makkelijk, want de omgeving reageert meestal niet positief op dit soort uitingen.
  • Het zal lastig zijn om dit dualisme voor jongeren ‘op te lossen’. Om het dagelijkse leven geestelijk te laten zijn, moet God er – naar hun idee – ‘bij gehaald worden’. Dat heeft dan al gauw iets geforceerds. Benadrukt moet daarom worden dat ‘geestelijk’ niet een plus is bij het dagelijkse, maar in het dagelijkse zelf zit.
  • Of eigenlijk moet je zeggen: het geestelijke zit in je hart en komt tot uiting in alles wat je doet, juist ook in de dagelijkse bezigheden. De identiteit van een christen ligt niet in de identity markers, maar in Christus. Het kan nodig zijn om dat voor jongeren nog eens extra te benadrukken. Weten zij zich door persoonlijk geloof verbonden met Christus?

Doelstelling

  • Jongeren ontdekken dat christen-zijn niet een plus is bij het dagelijks leven, maar iets wat uit het hart komt en van daaruit hun hele dagelijkse leven kleurt.
  • Dat besef stimuleert hen om na te denken over de consequenties daarvan. Hoe werkt dat dan? En ook: wil ik dat wel?
  • Ze krijgen handvatten om hun christen-zijn op een ontspannen manier te laten doorwerken in hun dagelijks leven – met wie en hoe ze zijn, op de plek waar God hen gesteld heeft.

Kern

Je zou verwachten dat God in het heidense Babel de Israëlieten ertoe oproept om de confrontatie op te zoeken en te laten zien dat ze ‘anders’ zijn. Maar dat doet Hij niet: Israël moet gewoon doorgaan met leven, zoals ze gewend waren, en het goede zoeken voor de omgeving. Zij maken zelf deel uit van die omgeving en moeten zich daarmee solidair verklaren, vanuit hun identiteit als volk van God.

Lied

‘Zegen mij’ (OTH 167)

Gebed

Van Jeremia kregen de ballingen de opdracht om te bidden voor Babel. Voorbede doen is ontzettend belangrijk! Neem dus ruimschoots tijdens dit programma de tijd om concreet voorbede te doen voor jullie leefomgeving: de mensen die er wonen, de kerk, de problemen die je tegenkomt, voor … Vraag jongeren zelf om gebedspunten.

Introductievorm: Op je plek

Tieners en jongeren maken een overzicht van wat zij op een dag doen en denken na of hun christen-zijn ook met deze dingen te maken heeft of daar los van staat.

Benodigdheden

  • Voor iedereen de opdracht uit het werkboek en een pen

Werkwijze

  • Geef tieners en jongeren de opdracht om van één dag in de week een schema te maken. Kies een lekkere drukke dag uit, waarop je naar school gaat en bijvoorbeeld naar de sport- of muziekvereniging. Het hoeft geen uitgebreid schema te worden. Kort en bondig is goed. Vul ongeveer de tijd in, wat je doet en waar het is.
  • Als ze klaar zijn, ga je in gesprek met hen. Gebruik hiervoor de volgende vragen:
    • Weten de mensen die jij op deze plek ontmoet dat je in God gelooft? Doorvragen: Waarom wel of niet? Loop de verschillende plekken eens langs.
    •  Vind jij het lastig om te laten merken dat je in God gelooft? Doorvragen: Zijn er plekken waarop je dit extra lastig vindt? Waarom is dat dan?

Laat vooral de tieners aan het woord en let erop dat je geen waardeoordeel geeft over hun antwoorden en beleving.

In dit gesprek gaat het erom dat ze aan elkaar vertellen hoe zij het geloof wel of niet een plek geven in de dagelijkse dingen. Staan ze hier wel eens bij stil? Doen ze dit bewust of onbewust? Doen ze dingen misschien uit gewoonte? Vinden ze het lastig om uit te komen voor hun geloof? Ervaren ze dat ze anders zijn

Sluit af door de overstap te maken naar het Bijbelgedeelte: daar horen we op welke manier Jeremia de Israëlieten oproept om in het dagelijks leven christen te zijn.

Bijbelstudie

Zoek het goede!

Tieners ontdekken dat de Israëlieten in Babel opgeroepen worden om hun leven in Babel te leven, vanuit hun identiteit in God.

Benodigdheden

  • Voor iedereen het werkboekje en een pen

Werkwijze

  • Lees het Bijbelgedeelte met elkaar. Laat daarna iedereen het voor zichzelf nogmaals lezen en de daarbij behorende opdracht maken. • Laat de tieners de woorden die ze uitgekozen hebben, bespreken met hun buurman/buurvrouw. Vraag als leidinggevende een aantal tieners naar hun reactie op dit Bijbelgedeelte. Verduidelijk waar nodig en geef wat extra achtergrondinformatie bij dit gedeelte.
  • Ga met name in gesprek over de vraag: wat zou dat nu zijn, het goede zoeken voor je omgeving? Vraag bij tieners die positieve woorden gekozen hebben, wat ze mooi vinden, wat ze enthousiast maakt, bemoedigt of waar ze blij van worden. Vraag ook door als tieners deze opdracht als moeilijk ervaren, als ze teleurgesteld worden of angst of pijn voelen. Hoe komt dat?
  • Tip: sluit met elkaar af door in groepjes te bidden. Zie hiervoor de tip bij Gebed.

In dit Bijbelgedeelte krijgen we een beeld hoe God de Israëlieten de opdracht geeft om het goede te zoeken voor hun omgeving. Wat voor gevoel roepen deze verzen bij jou op? Je kunt kiezen uit: geborgenheid, zekerheid, verwarring, verlangen, hoop, teleurstelling, afstand, vertrouwen, troost, verwachting, enthousiasme, vrijheid, pijn, angst, bemoediging, blijdschap. Je mag meerdere woorden uitkiezen.

Zo ben ik herkenbaar!

Tieners denken na op welke manier zij kunnen laten zien dat ze geloven in Jezus, gewoon op de plek waar ze zijn.

Benodigdheden

  • De opdracht uit het werkboekje en een pen

Werkwijze

  • Vertel de tieners dat zij ook in hun leven, door hele gewone dingen, mogen laten zien dat ze geloven in Jezus. Gewoon op de plek waar ze zijn. Elke dag opnieuw. Door aan de slag te gaan met deze opdracht gaan ze ontdekken dat het ook in hele kleine dingen zit. Dingen die ze misschien allang doen.
  • Stel hen eerst de vraag: op welke manier kun jij iets van je christen-zijn laten zien, hoe ben jij herkenbaar als christen? Laat hen deze dingen opschrijven in het werkboek. Inventariseer wat is opgeschreven en vul vervolgens aan dingen uit onderstaand lijstje.

Geef hen daarna de volgende opdracht: Let één dag heel goed om wat jij doet en/of zegt én probeer steeds om hiermee iets van hun christen-zijn te laten zien. Neem daarvoor het gemaakte lijstje mee, waarop een aantal dingen staan die hen daarbij kan helpen. Tip: Lees dit lijstje, als je ’s morgens opstaat, nog even heel goed door en begin dan aan de nieuwe dag.

  • Schrijf aan het eind van de dag op wat je wel of niet gedaan hebt. Hoe ging het? Wat vond je moeilijk? Wat lukte goed? Hoe reageerden anderen op jouw acties? Neem dit verslagje volgende keer mee en bespreek het.

Lijstje

– niet meedoen met roddelen

– iets aardigs zeggen

– niet lelijk terug reageren

– iemand helpen, ook als het niet gevraagd wordt

– iemand gedag zeggen op straat

– niet meteen mopperen

– bidden voor het eten

– vertellen dat ik geloof

– niet de kantjes eraf lopen op je werk

– delen

– …

– …