Gesprek 1: Toch is Hij erbij!
Beginsituatie
- Je zou bijna zeggen: het is logisch dat veel christen-jongeren te maken hebben met geloofstwijfel. Ze horen en zien veel dingen die hen aan het twijfelen kunnen brengen. Bovendien hoort het bij hun ontwikkeling, waarin ze aan het zoeken zijn naar hun identiteit: wie ben ik, wat geloof ik en waar ga ik voor? Grote kans trouwens dat ze daar niet eens zo mee zitten. Tegelijkertijd zijn er natuurlijk ook jongeren die wél helemaal zeker zijn van hun geloof.
- Twijfel zal in veel gevallen gevoelstwijfel zijn (meer danverstandstwijfel?): ‘Dat kan allemaal wel zo zijn, maar ik voel het gewoon niet zo.’ Er is een grote behoefte om Jezus dichtbij te ervaren en vaak is die ervaring er niet. Dat kan hen een gevoel van teleurstelling geven: ‘Het zou mooier, blijer, grootser moeten zijn.’ Maar let op: er kan ook sprake zijn van verstands- en/of wilstwijfel.
- Het merendeel van de kerkelijke jongeren leest vrij trouw in de Bijbel (‘slechts’ 35% doet het zelden of nooit). Tegelijkertijd zegt ca. 60% van hen dat ze niet tevreden zijn met de manier waarop ze nu in de Bijbel lezen.
Lukas 24:13-32
Het gevoel van verdriet en vertwijfeling bij de Emmaüsgangers zal voor veel jongeren herkenbaar zijn: ‘We hadden gehoopt en verwacht dat…, maar…’ Het zou mooi zijn als het lukt om hen te laten zien dat Jezus nog steeds naast hen wil komen lopen – in ontmoetingen met en rond het Woord en in ontmoetingen met andere christenen. Die kunnen hierin voor jongeren erg belangrijk zijn.
Doelstelling
Ervaren – Jongeren voelen zich (h)erkend in de twijfel en de teleurstelling van de Emmaüsgangers.
Weten – Ze ontdekken dat Jezus nog steeds op een verborgen manier in hun leven aanwezig is.
Doen – Ze worden gestimuleerd tot een actieve(re) houding in het omgaan met de Bijbel en in de ontmoeting met andere christenen.
Lied
Zing met elkaar het lied ‘Houd me dicht bij U’ (OTH 277)
Andere toepasselijke liederen zijn of ‘O Lord, hear my prayer’
(OTH 262) of ‘God van trouw’ (OTH 185).
Gebed
Bid of God zelf aanwezig wil zijn en zich bekend wil maken aan de tieners en jongeren.
Introductievorm optie 1: Twijfellijn
Tieners maken visueel voor hoeveel procent ze zeker zijn van bepaalde zaken in het leven. Bij zaken waar ze hun twijfels over hebben, geven ze aan wat ze eraan denken te doen. Misschien ben je ook wel eens jaloers op die mensen die altijd overal zo zeker van zijn. Of… doen ze maar alsof? Zou zomaar kunnen. Want wie is er nu altijd 100% zeker van zijn zaak? Wie heeft het niet dat hij zo af en toe twijfelt? Vul onderstaand lijstje in: Waar ben je 100% zeker van? En waar heb je zo je twijfels over? Lees onderstaande uitspraken door en geef aan, door het juiste aantal vakjes in te kleuren, of je van de uitspraak 100% zeker bent of juist helemaal niet zo.
Benodigdheden
- Een aantal A4’tjes, op elk A4’tje staat één van de volgende reacties: laat maar; ’t zal wel over gaan; niet aan denken; doorgaan met ademhalen; ‘k hoop dat niemand het merkt; eigenlijk zou ik hier iets mee moeten; daar doe ik iets mee.
- Hang deze A4’tjes verspreid in de zaal op.
Werkwijze stap 1
- Je kunt op allerlei terreinen van het leven last hebben van twijfel. Hoe zit dat bij de tieners? Waar zijn ze 100% zeker van? Waar hebben ze zo hun twijfels over? Dat mogen ze voor de gegeven items aangeven door een vak aan te kruisen op de twijfellijn. Deze opdracht is individueel.
- Na afloop kun je, in de grote groep of in kleine groepjes, kort met de tieners in gesprek gaan over hun ingevulde twijfel lijnen. Bij welke items staan de kruisjes dichtbij de 100%? Waar hebben ze meer twijfels over? Hoe komt dat?Is er een aanwijsbare reden voor die twijfel?
Werkwijze stap 2
- Het is een gegeven dat je aan bepaalde dingen kunt twijfelen. Wie is altijd 100% zeker van alles in het leven? Niemand toch! Dat is niet zozeer de vraag van deze avond. Waar het wél over gaat, is: wat doe je met je twijfels? Er zijn verschillende reacties mogelijk. Wijs op de A4’tjes die je opgehangen hebt. Laat de tieners nu dat item kiezen van de twijfellijn waar zij het meest onzeker over zijn (waar het kruisje dus het dichtst bij de 0% staat). Hoe staan zij ten opzicht van deze twijfel? Dat mogen zij aangeven door bij het A4’tje van hun keuze te gaan staan.
- Bekijk waar de meeste tieners staan. Hebben zij de neiging om hun twijfels te negeren? Zo van: laat maar, ’t zal wel overgaan! Of stoppen ze hun twijfel weg? Zo van: ‘k hoop dat niemand het merkt! Het kan ook zijn dat ze onverschillig zijn (gewoon doorgaan met ademhalen) of dat ze iets met hun twijfel doen (daar doe ik iets mee). Waarom zijn de tieners gaan staan zoals ze staan? Kunnen zij aangeven wat de voor- en nadelen zijn van de verschillende reacties? De tieners realiseren zich zo dat het onhandig is om twijfel te negeren én ook om het te laten bestaan.
- Laat ten slotte nog eens kijken naar wat ze op de lijn ingevuld hebben bij geloofstwijfel. Hoe (on)zeker zijn ze van de laatste drie items? Hoe zou je daarmee het best om kunnen gaan? Laat hierop alleen reageren, prikkel tot nadenken. In de Bijbelstudie gaan de tieners verder met deze vraag aan de slag.
- Maak de overstap naar de Bijbelstudie door het gesprek samen te vatten. Waarschijnlijk kun je zoiets zeggen als: Je kunt niet van alles altijd 100% zeker zijn. Dat je soms twijfelt, is te begrijpen. Niet zo’n punt als je eraan twijfelt of je de deur wel op slot gedaan hebt. Dan kun je gewoon even terugfietsen. Maar wat als je erachter komt dat je vragen hebt bij het geloof, bij iets waar je eerst vast en zeker in geloofde? Mensen met zulke vragen komen we ook tegen in de Bijbelstudie.
Introductievorm optie 2: twijfelachtig
Jongeren worden aan het denken gezet over de vraag: kan je als christen ook geloofstwijfel hebben?
Benodigdheden
- Zorg voor genoeg gekleurde kaartjes in de kleuren zwart, wit en grijs.
Werkwijze
- Geef iedereen drie kaartjes, een zwarte, witte en grijze. Het zwarte kaartje staat voor ‘niet waar’, het witte voor ‘waar’ en het grijze voor ‘twijfelachtig’. Een ander idee is om in de zaal drie vakken te maken: een vak ‘waar’, een vak ‘niet waar’ en een vak ‘twijfelachtig’.
- Leg onderstaande stellingen één voor één voor aan de groep. Jongeren geven hun positie aan. Er zit duidelijk opbouw in de stellingen: dus hanteer deze volgorde. Vraag bij iedere stelling een aantal jongeren hun keuze te verantwoorden. De stellingen zijn:
- Twijfelen is een normaal verschijnsel, daar heeft iedereen last van
- Je kunt er niets aan doen dat je twijfelt
- Perioden van twijfel kunnen je geloof sterker maken
- Twijfelen over het geloof is zonde
- Hoe minder je twijfelt, hoe geloviger je bent
- Maak de overstap naar de Bijbelstudie: ook in de Bijbel komen we mensen tegen die twijfelen. Hoe gaan zij hiermee om en hoe reageert Jezus hierop? We ontdekken het in de Bijbelstudie.
Leessleutel ‘Gevoelens benoemen’
Je brengt onder woorden welk gevoel (of welke gevoelens) er bij je boven komen als je een Bijbelgedeelte leest.
- Lees het gedeelte door.
- Lees het gedeelte nogmaals, maar nu in fasen. Zie hieronder. Geef per aantal verzen aan welk gevoel de Emmaüsgangers gehad zouden kunnen hebben. Kies uit: boos, verdrietig, diep geraakt, blij, somber, teleurgesteld, bang, onzeker, rustig of ….
- In welke woorden die je gekozen hebt, herken je jezelf als het gaat om geloven?
- Hoe ga je met die gevoelens om?
Vers 13 en 14
O boos O verdrietig O diep geraakt O blij O somber O teleurgesteld O bang O onzeker O rustig O ….
|
Vers 15 – 21
O boos O verdrietig O diep geraakt O blij O somber O teleurgesteld O bang O onzeker O rustig O ….
|
Vers 22 – 27
O boos O verdrietig O diep geraakt O blij O somber O teleurgesteld O bang O onzeker O rustig O ….
|
Vers 28 – 32
O boos O verdrietig O diep geraakt O blij O somber O teleurgesteld O bang O onzeker O rustig O ….
|
Benodigdheden
- Voor elke jongere een werkboek.
Werkwijze
- Vertel eventueel nog iets meer over de context van het gedeelte.
- Lees het gedeelte eerst een keer met elkaar. Daarna lezen jongeren het nog een keer in fasen, zoals aangegeven in het werkboek.
- Laat iedere tiener/jongere voor zichzelf de leessleutel ‘Gevoelens benoemen’ maken. • Ga daarna in gesprek over de twee vragen uit het werkboek: In welke woorden die je gekozen hebt, herken je jezelf als het gaat om geloven? En: Hoe ga je met die gevoelens om?
- Benadruk in ieder geval twee dingen, ook als jongeren zelf te maken hebben of krijgen met twijfel. Hoe weet ik dat het allemaal waar is? Mooi dat we van het verhaal van de Emmaüsgangers mogen leren dat we niet met onze vragen hoeven te blijven lopen. Maar dat Jezus nog steeds naast ons wil komen lopen. Hij geeft ons onder andere ontmoetingen met en rond het Woord, waardoor Hij onze twijfel wil wegnemen en Hij geeft ons ontmoetingen met andere christenen. Praat met jongeren door in hoeverre deze twee dingen (en wellicht kunnen zij nog andere dingen noemen) hen kunnen helpen in het omgaan met twijfel
In beweging: kijk en luister
Jongeren verzamelen bewijzen voor het geloof als remedie tegen twijfel. Ze helpen elkaar zo om te ontdekken dat Jezus nog steeds in hun leven aanwezig is. De woorden horen en zien (Bijbel & gemeenschap) spelen hierbij een grote rol.
Benodigdheden
- Per groepje jongeren een aantal ‘ogen-kaartjes’ en een aantal ‘oren-kaartjes’.
- Maak verder op de muur twee grote vellen papier (een vel met ‘kijken’ en een vel met ‘luisteren’) met voldoende ruimte om de kaartjes op te plakken.
- Verder: plakband of lijm.
Werkwijze
- Laat jongeren per kaartje opschrijven wat er volgens hen nu nog te horen en te zien is. Met andere woorden: welke bewijzen van het bestaan van God en van de waarheid van het geloof kun je vandaag de dag ontdekken, ook als remedie tegen twijfel? Op de ‘ogen-kaartjes’ worden dingen geschreven die je kunt zien, op de ‘oren-kaartjes’ dingen die je kunt horen (al zal het onderscheid niet altijd even gemakkelijk zijn). Te denken valt bijvoorbeeld aan:
- Jezus is bij je! In Hem zie je wie God is en wie Hij voor je wil zijn. En… Jezus is niet zomaar een verzinsel van mensen. Dat Hij bestaan heeft, is een feit.
- De Bijbel. Daarin lees je meer over wie God is en wat geloven in Hem betekent. In de Bijbel ‘ontmoet’ je mensen zoals jij en ik, net zoals de Emmaüsgangers.
- Ontmoeting met andere gelovigen. Zij kunnen je verder helpen. Ze kunnen een voorbeeld voor je zijn. Als zij het ook geloven, waarom zou jij er dan aan twijfelen?
- Bekijk ten slotte met elkaar de ‘kijk en luister-wall’ die ontstaan is. Hoe kun je meer kijken en luisteren naar Jezus, naar de Bijbel, naar elkaar?
- Laat jongeren voor de komende week één ding opschrijven die ze actief gaan uitvoeren om meer te kijken en te luisteren als remedie tegen twijfel. Laat hen ook nadenken op welke manier ze dat gaan doen. Kom bij de volgende Focus-avond terug op deze opdracht: hoe is het gegaan? Benadruk in ieder geval dat twee meer zien dan één, twee horen ook meer dan één. Met elkaar hoor en zie je meer! Je kunt elkaar dus helpen om te gaan met twijfel.
Gebed
Belijd dat we soms kunnen twijfelen aan het geloof. Leg verschillende twijfelvragen voor God neer. Dank ervoor dat Jezus zichzelf aan ons bekend maakt. Bid om open oren en open ogen, zodat we leren horen en leren zien! Bid specifi ek voor jongeren die erg met vragen over het geloof worstelen.
Optioneel: Dienen en delen 'Ik weet het zeker, want…'
Jongeren bezoeken gemeenteleden en vragen hen waarom zij zo zeker zijn van hun geloof.
Benodigdheden
- Een aantal gemeenteleden die willen uitleggen wat hun remedie tegen geloofstwijfel is.
Werkwijze
- Je kunt gemeenteleden uitnodigen op deze avond, maar het is ook leuk om jongeren op pad te laten gaan en gemeenteleden te laten bezoeken. Wellicht zelfs met digitale fototoestellen of videocamera. Natuurlijk is een filmpje gemaakt met hun telefoon ook al leuk.
- Vraag hen een paar korte filmshotjes op te nemen bij mensen thuis.
- Wat overtuigt hen van het bestaan in God?
- Wat zien en horen zij van Hem in deze tijd?
- Welke rol speelt bij hen hierbij de Bijbel en de gemeenschap met andere christenen?
- Welke goede tip hebben zij voor jongeren en hoe met twijfel om te gaan?
- Op een ander moment kunnen jongeren met elkaar de gemaakte filmpjes bekijken. En hierover in gesprek gaan: Wat spreekt hen aan? Waarmee kunnen ze niets, of wat begrijpen ze niet?