Tijdpad

Als je dit programma gebruikt op de kindernevendienst, zul je een keuze moeten maken uit de verschillende programmaonderdelen. Maak voor jezelf van tevoren een tijdpad. Kies voor jonge kinderen voor de Bijbelopdracht en de Verwerking. Kies voor de oudere kinderen voor de Introductie en het onderdeel Bijbel.

Beginsituatie

Het is belangrijk om ergens bij te horen. Dat geldt voor volwassenen, maar zeker ook voor kinderen. Ergens bij horen geeft een fijn en veilig gevoel. Een gevoel dat je gezien en gehoord wordt, dat je gemist wordt als je er niet bent, dat je iets waardevols bijdraagt aan de groep, enzovoorts. In de gemeente van Jezus Christus hoor je er als kind helemaal bij. Toch zijn veel activiteiten in de gemeente gericht op volwassenen. Het is daarom belangrijk dat kinderen op verschillende plekken binnen de gemeente ervaren dat zij gezien én gehoord worden. De gemeente is méér dan de eredienst op zondag. De gemeente is ook de kinderclub, de zondagsschool en het koffiedrinken na de dienst. Overal waar mensen, die bij de gemeente van God horen, elkaar tegenkomen en ontmoeten ontstaan plekken waar je mag merken: wij horen bij elkaar! Samen vorm je één groep, ook al ben je heel verschillend. Je bent door God met elkaar verbonden en samen heb je één doel, namelijk God dienen. Het is belangrijk om plekken te creëren waar kinderen al in hun jonge jaren deze verbondenheid met andere gelovigen kunnen ervaren. Deze ervaring gaat hun leven lang mee. Geef kinderen de ervaring dat het fijn is om samen te geloven. Leer ze dat je elkaar nodig hebt. Dat je mag leren van elkaar en elkaar mag aanvullen. Gemeente ben je samen, en niet alleen.

Persoonlijke voorbereiding

Efeze 4:1-6 en 11-13a
– Lees het Bijbelgedeelte door.
– Gebruik onderstaande punten voor je eigen voorbereiding. Onderstreep tijdens het lezen alle kenmerken die Paulus noemt van een christelijke gemeente.

De brief aan Efeze

Deze brief is geschreven door de apostel Paulus. Hij schrijft aan de christenen die in Efeze wonen. Een apostel is iemand die gezonden wordt om het Evangelie van Jezus Christus overal te vertellen. Paulus is al eens op bezoek geweest in deze havenstad (daarover kun je lezen in Handelingen 19 en 20). Nu schrijft hij een brief omdat hij gevangenzit vanwege zijn geloof. Hij heeft huisarrest en schrijft de brief waarschijnlijk in het jaar 60 na Christus.
In deze brief schrijft Paulus voornamelijk over de leer en de doelen die God heeft met zijn gemeente, met zijn kerk. In de eerste drie hoofdstukken spreekt Paulus over wat God in Christus heeft gedaan: Hij heeft een nieuw volk gevormd – uit Joden en heidenen samen, Hij heeft de scheidingsmuur die er tussen beiden was afgebroken (2:14) en hen beiden ‘in één lichaam met God verzoend’ (2:16). Vanaf het vierde hoofdstuk beschrijft hij hoe wij daar met ons leven op mogen antwoorden. Je zou kunnen zeggen eerst ‘de leer’ (H. 1-3) en nu ‘het leven’ (H. 4 e.v.) Dat is ook voor Focus een belangrijke volgorde.

Wij horen bij elkaar!

We kunnen zeggen dat de gemeente van Jezus een bijzondere ‘club’ is. Waar vind je vandaag de dag nog een plek waar je baby’s, kleuters, tieners, jongeren en ouderen bij elkaar vindt onder één dak? Met ook nog eens hetzelfde doel? En dan gaat het over leeftijden, maar in de gemeente vinden we ook ‘denkers’, ‘doeners’, ‘praters’, ‘zwijgers’ en nog veel meer verschillende mensen. Paulus roept de gemeente van Efeze (en ook ons dus) op om de onderlinge band te versterken en de eenheid te bewaren in de gemeente (vers 3). Hij noemt in vers 2 hiervoor een aantal kenmerken, zoals: nederigheid, zachtmoedigheid, verdraagzaamheid en liefde. Paulus benadrukt dat de gemeente de plek is waar God ons aan elkaar heeft gegeven en ons aan elkaar heeft verbonden. Het beeld dat hij hier noemt is het beeld van een lichaam (vers 4). Alle leden zijn met elkaar verbonden en hebben elkaar ook nodig om te kunnen functioneren. Dit beeld zien we ook terug in 1 Korinthe 12:12 30. De hand kan niet zonder de voet en het hoofd kan niet zonder het lichaam. Paulus fundeert die eenheid nog dieper: in de drie-enige God zelf: één Geest, één Heer (kurios, dat is Christus), één God en Vader (vers 6). Christenen zijn verbonden in één hoop op de toekomst met Christus (vers 4), in één geloof en één doop (vers 5). In totaal gebruikt hij zeven maal het woordje één. (Zoek ze maar eens op en onderstreep ze!) Krachtiger kun je de eenheid van de kerk nauwelijks benadrukken.

Leren van elkaar

Paulus noemt in vers 11 mensen op met verschillende gaven en bedieningen: apostelen (mensen met een missionaire roeping: Paulus!), profeten (mensen die ons helpen naar God te luisteren), evangelisten (mensen die over God vertellen), herders (pastorale zorg) en leraars (vs. 11). Dit zijn mensen met een bijzondere verantwoordelijkheid in de gemeente. Mensen die door God worden gebruikt om de gemeente toe te rusten tot ‘het werk van dienstbetoon’ (vers 12), tot opbouw van het Lichaam van Christus (vers 12), de gemeente. Maar, dat wil niet zeggen dat deze mensen met een duidelijke gave of bediening de enige zijn die kunnen werken aan de gemeente van Jezus. Het onderwijs, pastoraat en evangelisatie is niet uitbesteed aan hen, maar ze trainen gemeenteleden
om hier zelf aan mee te werken! En zij moedigen juist andere gemeenteleden aan om zelf God te dienen op de plek waar Hij hen heeft geroepen. Zo mogen we in de gemeente juist leren van elkaar! Met als doel wat er in vers 13 staat: ‘totdat wij allen komen tot de eenheid van het geloof en de kennis van de Zoon van God.’

Doelstelling

Weten: Kinderen horen dat de gemeente uit heel verschillende mensen bestaat en dat je toch sámen de gemeente van Jezus bent.
Ervaren: Kinderen ontdekken dat zij volop bij de gemeente horen.
Doen: Kinderen oefenen in het omgaan met elkaar zodat iedereen op de kinderclub/nevendienst ervaart ‘wij horen bij elkaar!’

Lied

Begin met het zingen van het lied ‘Dit is mijn hand en dat mijn voet’. Vraag hierna aan de kinderen welke dingen je nog meer niet zou kunnen als je bijvoorbeeld geen ‘handen’ of ‘ogen’ had?

Andere liederen:

  • Psalm 133:1 en 3 (OTH 61)
  • Samen (OTH 537)

 

Gebed

Vertel in het gebed dat jullie het fijn vinden om bij elkaar te komen. Dank God voor deze plek in de gemeente waar je samen over God en geloven mag nadenken. Benoem hoe
bijzonder het is dat God ons allemaal een plek geeft in deze gemeente en dat we niemand kunnen missen. We horen bij elkaar!

Je hebt elkaar nodig

Met deze opdracht ervaren de kinderen dat ze samen moeten werken om de opdracht te kunnen maken.

 

Maak eerst tweetallen. Vertel dat één kind zijn ogen niet mag gebruiken (doe een blinddoek om: theedoek met knijper) en dat het andere kind zijn handen niet mag gebruiken. Dit kind moet zijn handen op de rug houden of bind de handen eventueel losjes vast met een theedoek of een stuk touw. Geef de kinderen een opdracht. Bijvoorbeeld: maak een eenvoudige puzzel of zet van duplo/lego een huis, auto of poppetje in elkaar. Het kind dat niet kan kijken, moet de opdracht uitvoeren. Het andere kind mag niets aanraken, alleen vertellen wat er moet gebeuren (waar liggen de puzzelstukjes op de tafel, welk onderdeel eerst pakken, enz.). Na de opdracht houd je een kort gesprekje met de kinderen. Vraag of het lastig was om niets te kunnen zien of aan te raken? Hoe kon je elkaar helpen? Lukte dat?

 

Maak een brug tussen deze introductie en de Bijbelopdracht met de volgende woorden: Wat is het lastig als je een lichaamsdeel niet mag gebruiken. Het is dan wel heel fijn als je het samen mag doen. Dan ben jij even de ogen voor iemand anders. Of je bent even de handen voor iemand anders. Hier gaat het ook over in de Bijbelopdracht.

Samen lezen

Pak het werkboek erbij en lees samen het Bijbelgedeelte uit Efeze 4:1-6.

Vertel van tevoren dat dit een brief is van Paulus en dat hij schrijft aan de christenen die wonen in de grote havenplaats Efeze. Hij schrijft vanuit zijn huis, waar hij gevangen zit. Hij mag namelijk zijn huis niet verlaten. Hij zit hier vanwege zijn geloof in God. Daarom schrijft hij ook dat hij een ‘gevangene in de Heere’ is. Hij schrijft deze brief om de christenen op te roepen samen één gemeente van God te zijn. Wij zijn door God aan elkaar gegeven. Net zoals alle onderdelen van een lichaam bij elkaar horen en elkaar ook nodig hebben, zo horen wij als christenen ook bij elkaar en kunnen we niet zonder elkaar. Leg tijdens het lezen moeilijke woorden uit. Ga hierna door met de opdrachten uit het werkboek.

Spel: Met elkaar!

Met een spel ervaren de kinderen dat ze het met elkaar moeten doen, anders lukt het niet. Kies een spel uit om te spelen met jouw groep kinderen. Benadruk dat het spel samen gespeeld moet worden. Leg de link dat je ook samen de gemeente van God vormt. Je hebt elkaar nodig en kunt niet zonder elkaar. Daag de kinderen uit om ook thuis of in de vriendengroep een samenwerkingsspel te doen. Hiervoor staan een paar spellen in het werkboek kort omschreven.

Spel 1: Ga samen op een stuk zeil naar de overkant. Een deel van de groep gaat op het zeil staan en een ander deel (kleiner deel) moet het zeil naar de overkant trekken. De groep op het zeil moet daarvoor gelijktijdig omhoog springen zodat het zeil naar voren getrokken kan worden. Je moet het samen doen.

Spel 2: Laat de kinderen op een stoel zitten of op de grond. Geef de kinderen vervolgens de volgende opdracht: Iedereen moet vijf tellen gaan staan, maar er mogen nooit meer dan vijf kinderen tegelijk gaan staan. Ze moeten goed op elkaar letten en met elkaar samenwerken om de opdracht te laten slagen.

Spel 3: Verdeel de kinderen in groepjes van zes tot zeven kinderen. Ga met jouw groepje in een kring staan. Elk kind pakt nu twee kinderen aan de andere kant van de kring bij de hand. Er is nu een soort knoop ontstaan. De opdracht is om los te komen uit deze knoop, zonder de handen van elkaar los te laten. De kinderen komen dan in een rijtje te staan. Als dit goed gaat kan dit ook met alle kinderen in één kring.

Spel 4: Alle kinderen gaan op een stoel staan en proberen zonder op de grond te komen alle stoelen buiten de ruimte te zetten. Of op een aangewezen plek. Als dit gelukt is kunnen ze ook weer terug. Wel oppassen voor valpartijen!

Gebed

De kerk, de gemeente – dus ook die van ons – heeft God gegeven. Jullie mogen daarin ook een plekje hebben. Ook deze club/groep hoort daarbij. Fijn dus dat jullie er weer waren! En ik hoop jullie ook zondag weer te zien in de kerk om samen met jou God te loven en samen te groeien in geloof. Hierna eindig je met gebed.

Dank God voor de eenheid in jullie gemeente. We zijn allemaal verschillend, maar mogen allemaal bij Hem horen. Vraag of God wil helpen goed voor elkaar te zorgen (vriendelijk, geduld, vrede) zodat anderen merken dat ze erbij horen.

Extra (bijvoorbeeld voor kinderclub)

Als je extra tijd hebt, kun je deze wat grotere creatieve opdracht doen.

Knutsel samen één lichaam
Paulus schetst het beeld van de gemeente als één lichaam. Zoals de hand niet zonder de voet kan, zo kunnen de gemeenteleden niet zonder elkaar. Maak kleine groepjes en geef de opdracht om één kind van de groep over te trekken op een groot stuk behangpapier. Hierna kleurt de groep samen dit lichaam in. Eventueel beplakken en versieren met stukjes stof of papier kan ook. Hang de ‘lichamen’ op in de ruimte. Eventueel kun je het lichaam in onderdelen/puzzelstukken knippen en alle kinderen één onderdeeltje als reminder mee geven naar huis. Schrijf achterop jouw stukje een tekst uit Efeze 4 (bijv. vers 4 ‘Leef met elkaar alsof jullie één lichaam zijn, met één geest, want jullie zijn allemaal door God uitgekozen om gered te worden, daar vertrouwen jullie op. – Bijbel in Gewone Taal) of de titel van dit kindergesprek.