Tijdpad

Als je dit programma gebruikt op de kindernevendienst, zul je een keuze moeten maken uit de verschillende programmaonderdelen. Maak voor jezelf van tevoren een tijdpad. Kies voor jonge kinderen voor de Introductievorm en de Vertelling. Kies voor de oudere kinderen voor het onderdeel Bijbel en In beweging.

Beginsituatie

Als je kinderen vraagt of ze het fijn vinden om op zondag naar de kerk te gaan, zal niet iedereen meteen zo enthousiast reageren. Voor veel kinderen is het iets dat erbij hoort en wat zij als gezin nu eenmaal gewend zijn om te doen. Er wordt in de regel ook niet aan ze gevraagd of ze mee wíllen of liever thuisblijven. Jonge kinderen zullen niet veel moeite hebben om mee te gaan. Zij zijn vaak nog enthousiast. Bij oudere kinderen kan het soms meer een ‘moeten’ zijn, dan dat ze het gevoel hebben dat de kerk een plek is van ‘ontmoeten’. We mogen kinderen bewust maken dat de kerk juist dé plek is om God en elkaar te ontmoeten en dat dit fijn is. Bedenk van tevoren of de kinderen uit jouw groep trouwe kerkgangers zijn of dat er ook kinderen zijn die niet zo vaak naar de kerk gaan.

Persoonlijke voorbereiding

Handelingen 2:37-47

– Lees het Bijbelgedeelte door.

– Gebruik onderstaande punten voor je eigen voorbereiding.

Dit helpt je om straks met de kinderen in gesprek te gaan.

De context

Het is druk in Jeruzalem. Vanuit de wijde omgeving zijn Joden naar de stad gekomen om het Wekenfeest te vieren, waarbij ze God danken voor de opbrengst van de oogst. Maar dan gebeurt er iets wonderbaarlijks: de uitstorting van de Heilige Geest! Omstanders staan verbaasd wanneer ze de volgelingen van Jezus horen spreken in hun eigen taal. Dan neemt Petrus het woord. Hij legt uit wat er gebeurd is en getuigt hierbij van Jezus’ lijden, sterven, opstanding en hemelvaart. Zijn toespraak eindigt met scherpe woorden: ‘Laat dan heel het huis van Israël zeker weten dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk deze Jezus, Die u gekruisigd hebt.’ De woorden van Petrus maken diepe indruk. Drieduizend (!) mensen bekeren zich en worden volgeling van Jezus Christus. Ze laten zich dopen, maar hoe moet het dan verder? Bekering is immers niet het eindpunt, maar een nieuw begin.

 

Kenmerken van de gemeente

In de eerste plaats zien we dat de gelovigen elkaar opzoeken (vers 42) en dat ze hierin ook volharden. Het is niet iets eenmaligs, maar ze blijven dit doen. Zij doen dit niet alleen op zondag, maar elke dag. In vers 46 staat ‘En zij bleven dagelijks eensgezind in de tempel bijeenkomen…’ Hun samenzijn heeft de volgende kenmerken:

– Ze laten zich onderwijzen door de apostelen, ze blijven leren.

– Ze zien om naar elkaar, helpen elkaar, dienen elkaar, delen uit.

– Ze breken het brood, wat duidt op het houden van gezamenlijke maaltijden, maar ook op het vieren van het

Avondmaal.

– Ze zoeken Gods aangezicht door samen te bidden en te danken.

 

Zo leven de gelovigen met elkaar en met God. Dit geeft de gelovigen een enorme vreugde en dat stralen ze uit! (vers 46 en 47) De gemeente staat in de gunst bij het volk en breidt zich dagelijks uit. Door hun manier van samenleven maken ze anderen nieuwsgierig. Door hun manier van in God geloven, laten ze aan anderen zien hoe prachtig het is om bij de gemeente van God te horen. De gemeente laat zo een positieve indruk achter. Zo bouwt God zijn gemeente, zijn kerk, vanaf haar eerste moment tot de dag van vandaag.

 

Moeilijk vers

Vers 45 kan de vraag oproepen of een christen dan geen persoonlijk bezit mag hebben? Maar dat wordt hier niet mee bedoeld. Christenen blijken vaak gewoon een eigen huis te hebben, zie bijvoorbeeld Handelingen 12:12 en 1 Korinthe 16:19. En in Handelingen 5 zegt Petrus tegen Ananias dat hij zijn stuk grond niet had hoeven verkopen, als hij dat niet gewild had. Het gaat erom dat de gelovigen bereid zijn om hun bezittingen te delen, zeker als ze zien dat iemand anders tekort heeft. Hun hoop ligt immers niet in spullen, maar in God (zie ook 1 Timotheüs 6:17-19).

 

De eerste ‘kerk’

Zo zoeken de eerste christenen elkaar op en vormen zij een gemeenschap, waarin ze God zoeken door samen te leren, vieren, loven en bidden. De gemeente van nu mag, in navolging van deze eerste christenen, een waardevolle plek zijn om elkaar en God te ontmoeten. Als kerk/gemeente mogen we ook leren van deze eerste christelijke gemeente. Hoe zij een waardevolle plek biedt om elkaar en God te ontmoeten. Hoe zij eensgezind zijn. Hoe zij voor elkaar zorgen, elkaar dienen, samen leren en vieren Wie God is en wat Hij doet.

 

Vragen

– Vergelijk de eerste gemeente uit Handelingen eens met jouw eigen gemeente. Zie je overeenkomsten en/of verschillen? Wat raakt je het meeste?

– We hebben ritmes nodig om God te (blijven) dienen. De zondagse eredienst is ook zo’n ‘ritme’. Hoe ga je zelf naar de kerk? Welke verwachting heb jij?

– Noem eens twee dingen op die jij mooi/bijzonder/ waardevol vindt aan de samenkomsten van jouw gemeente op zondag.

Doelstelling

Weten: Kinderen horen hoe de eerste christenen elkaar opzoeken en samen een gemeente vormen waarin ze elkaar en God mogen ontmoeten.

Ervaren: Kinderen beseffen dat het goed en fijn is om op de zondag dichtbij God en bij elkaar te zijn en dat de kerkdienst hiervoor de plek is.

Doen: Kinderen noemen iets moois uit hun gemeente (kerkdienst) en delen dit met anderen.

Lied

Zing Psalm 84, vers 1 en 2. Je kunt ook kiezen voor het lied ‘Wat hou ik van uw huis’ uit de liedbundel Op Toonhoogte. Als jullie het gezongen hebben, vertel je de kinderen dat dit lied gaat over naar Gods huis gaan. Wat zou er met Gods huis bedoeld worden? (de tempel, de kerk) Ik weet niet of jullie het gehoord hebben, maar je hebt net gezongen dat je heel graag naar Gods huis, de kerk, gaat. En… ik vraag mij af of dat zo is! Ga jij graag naar de kerk op zondag? Laat een paar kinderen een korte reactie geven. Let op: geef geen waardeoordeel of een antwoord goed of fout is.

Andere liederen:

Dit is de dag (OTH 148)

Samen in de naam van Jezus (OTH 360)

Wat hou ik van uw huis (OTH 34)

Wij willen samen vieren (OTH 562)

Gebed

Begin met gebed. Dank God dat jullie elkaar weer mogen ontmoeten op deze plek in de gemeente. Dank Hem dat er plekken zijn waar je samen mag nadenken over de Bijbel en over het geloof. Vraag of God jullie wil helpen bij het lezen én leren uit de Bijbel zodat jullie gaan ontdekken wat nu echt belangrijk is.

Verhalen delen

Hoera, naar de kerk!

Met dit spelletje kun je de beginsituatie verder peilen van de kinderen. Hoe denken zij over de kerkdienst en de zondag?

 

Nodig: ballonnen, briefjes met vragen.

Voorbereiding: Het is handig om van tevoren de ballonnen op te blazen. Stop in elke ballon eerst een briefje met een vraag erop.

Werkwijze: Leid deze werkvorm als volgt in: ‘Ik vind de zondag echt een feestdag! De Heere God heeft ons die dag gegeven. Het is een dag waarop we mogen genieten van Hem en van elkaar. Maar eh… geniet jij er eigenlijk wel van? Ga jij graag naar de kerk? En, wat vind jij eigenlijk van de zondag?’

 

Vertel dat je deze vragen én nog veel meer in de ballonnen hebt gestopt. Leg de ballonnen in het midden van de kring. Vraag welk kind een ballon wil laten knallen. Of maak er een spelletje van: houd steeds één ballon omhoog in de kring, net zolang tot jij ‘stop’ roept. Het kind dat op dat moment de ballon heeft, mag de ballon stuk maken. Dit kind zoekt ook het briefje op en leest de vraag voor. Hij mag als eerste antwoord geven. Hierna mogen ook andere kinderen een antwoord geven. Ga zo door tot alle ballonnen geknald zijn en alle vragen aan bod zijn geweest. Natuurlijk kun je deze werkvorm ook zonder ‘knallende ballonnen’ doen. Misschien is deze vorm voor jouw groep niet geschikt. Stop dan de vragen in enveloppen en verstop deze in de ruimte. Laat de kinderen de enveloppen opzoeken.

 

Vragen die je op de briefjes kunt schrijven zijn:

– Ga je elke week naar de kerk?

– Wat vind jij leuk aan de kerk?

– Welk lied zing jij graag in de kerk?

– Wat vind je mooi aan het kerkgebouw?

– Wat vind jij heel leuk om op zondag te doen?

– Welk feest vind jij fijn om in de kerk te vieren?

 

Maak na afloop een brug naar de vertelling door te zeggen: Misschien vind jij het niet heel leuk om naar de kerk te gaan. Toch komen overal op de aarde mensen bij elkaar in de kerk. Dan moet dit toch ook wel belangrijk zijn? Anders zouden zij het toch ook niet doen? En niet alleen nu, maar ook heel lang geleden zochten gelovigen elkaar al op om samen kerk te zijn. Daar gaat het Bijbelverhaal over. Ik hoop dat je door dit verhaal ontdekt dat het juist heel bijzonder is om als christenen bij elkaar te komen.

Bijbel

Vertelling

Vertel het Bijbelverhaal aan de kinderen. In deze handleiding vind je hiervoor een voorbeeldvertelling. Na het verhaal maken de kinderen de opdracht uit het werkboek. Hiermee ontdekken ze nog een keer hoe de eerste christenen samen gemeente zijn.

 

Brug van de introductie naar de vertelling

Overal op deze wereld komen mensen bij elkaar in de kerk. Waarom zoeken christenen elkaar op? En waarom hebben wij elkaar nodig in de kerk? Ik zal jullie een verhaal uit de Bijbel vertellen over de eerste mensen die tot geloof kwamen.

Verhaal

Pats boem, een deur vliegt open. Er klinken snelle stappen op de trap. ‘Mama, mama, hoor eens! Weet je wat er is gebeurd? Er was vuur en wind en allemaal mensen en hij ging praten en toen is papa meegegaan en er is geen vuur maar water op zijn hoofd en…’ ‘Ho, ho eens even…’ Mama doet een stap naar voren en pakt Anna beet. ‘Rustig een beetje, ik kan er geen touw aan vastknopen. Vuur en wind en water… vertel eens rustig wat er is gebeurd. En waar is papa trouwens?’ Anna gaat op de rand van het bed zitten. ‘Papa is nog bij de mannen. En het ging zo: Papa en ik waren op weg naar de tempel voor het Pinksterfeest. Maar toen we voorbij een groot huis op een plein kwamen, hoorden we opeens een hele harde wind blazen. Het gekke was dat er niets weg waaide; een blaadje, geen hoofddoek bewoog. Alleen de wind hoorden we maar… Al heel snel kwamen er veel mensen naar dat huis toe. Zij hadden de wind ook gehoord. Toen kwamen er mannen uit het huis naar buiten en het leek wel of hun haar in brand stond. Een vlam… wel zo groot!’ Anna houdt haar handen een eind van elkaar boven op haar hoofd. Mama kijkt gefronst en vraagt: ‘En toen…?’ Anna vertelt verder: ‘Ze begonnen raar door elkaar te praten. Naast mij stond een dikke koopman uit Arabië. U weet wel; die zo naar kruiden stinkt… ‘ ‘Ja, ja’, zegt moeder ‘ga verder.’ ‘Nou die man, die Arabier zegt tegen papa in onze taal dat hij één van de mannen met een vlam op het hoofd in zijn eigen taal hoorde praten. Hij kon gewoon verstaan wat de man zei, terwijl die man gekleed was als een soort boer uit Galilea. Die boer kon dus Arabisch spreken! En we hoorden dat de andere mannen nog weer andere talen spraken… Da’s bijzonder toch?’ ‘Hmm’, bromt mama instemmend knikkend. ‘Papa wilde horen wat de mannen zeiden en kon dichterbij komen. Het hele plein stond vol met mensen. Toen begon één van de mannen te praten en dat duurde een hele tijd. Het ging over Jezus van Nazareth. Ik wilde wel weg gaan, maar papa hield me tegen. Ik zag dat papa luisterde en knikte en toen ging hij samen met andere mensen roepen tegen de man: ‘Vertel ons wat we moeten doen, vertel ons wat we moeten doen…’ Ik snapte er niets meer van, maar papa nam me mee naar de mannen en er gingen heel veel andere mensen mee. Ze hadden het over dopen… En toen, toen is papa door de mannen gedoopt. Hij is zomaar in het water gegaan… Papa is daar gebleven. Hij wilde meer weten over Jezus van Nazareth. Maar ik ben naar huis gerend… Hoe moet dat nu met papa?’ Anna kijkt moeder met vragende ogen aan…

 

Twee weken later komt Anna weer het huis in gerend, maar nu zijn haar vragende ogen weg. Ze zingt een lied. Papa loopt achter haar aan naar binnen en glimlacht. Mama lacht ook en vraagt: ‘Hoe was het bij de mensen van Jezus?’ Anna kan haar mond niet houden, ze ratelt aan één stuk door: ‘Papa heeft gesproken met de apostel Johannes en die had het over de liefde… Hij heeft alles verteld over Jezus en de liefde. En we hebben met elkaar gegeten en ook de arme mensen kregen brood en ook nog geld om deze week brood te kopen. En we hebben gebeden. Dat duurde wel een beetje lang hoor… en we hebben gezongen. Dat vond ik mooi! Over God en alles wat Hij gedaan heeft. En papa heeft beloofd dat hij manke Jacob zou helpen met zijn huis, toch papa? En…’ ‘Ja, ja, ho maar even’, zegt papa ‘Mijn leven is helemaal veranderd en daar ben ik erg blij mee. Jezus laat mij zien dat ik een nieuw leven heb en dat wil Hij ook aan jou, Anna, en aan mama geven.’ Papa kijkt uit het raam en het wordt even helemaal stil in huis. Buiten klinkt getjilp van de mussen… Dan zegt papa: ‘Ik ben blij dat ik Jezus heb leren kennen en dat ik elke dag naar de gemeente van Jezus kan gaan. Ik leer daar steeds meer over God en merk dat de mensen echt van elkaar houden. Ook bij andere mensen valt dat op. Manke Jacob was er vandaag ook en morgen zal er voor hem gebeden worden om genezing… God doet grote dingen hier in Jeruzalem en ik geloof dat Hij nog meer bijzondere dingen gaat doen in de hele wereld. Halleluja! Anna en mama kijken van papa naar elkaar en lachen. Wie had er gedacht dat die altijd zo stille papa nu zo enthousiast ‘halleluja’ zou roepen…

 

Afronding

In Jeruzalem kwamen na het Pinksterfeest meer dan 3000 mensen tot geloof. Ze kwamen elk moment dat ze konden, bij elkaar en leerden van elkaar en hielpen elkaar. Zo is God begonnen met Zijn gemeente, Zijn kerk.

 

Praat kort door over de volgende vraag: Net als Anna mag jij ook bij een gemeente/kerk horen. Waarom is dat fijn of belangrijk?

In beweging

Maak je eigen kerkboek

Kinderen maken het kerkboek af en nemen dit mee naar de kerkdienst en vullen het in.

 

Nodig: werkboek, pennen.

Werkwijze: In het werkboek vind je een eenvoudig kerkboekje. Het gaat om één A-5je, voor en achter bedrukt. In totaal heb je dan dus vier pagina’s met opdrachten. Kopieer dit van tevoren voor alle kinderen. De kinderen kunnen het papier zelf vouwen tot een boekje. Geef de kinderen de opdracht om een mooie voorkant te maken. Teken bijvoorbeeld jullie kerk na! Verder kunnen ze de plaatjes alvast kleuren die in het kerkboekje staan. Loop het kerkboekje samen door en geef de opdracht om dit kerkboekje de eerstvolgende kerkdienst mee te nemen

en in te vullen. Eventueel kan dit ook na de dienst. Er staat ook een opdracht in die je samen met je vader of moeder moet doen. Neem de kerkboekjes de volgende bijeenkomst weer mee en bekijk ze dan ook van elkaar.

Gebed

Bid samen en neem de volgende punten mee:

– Dank God voor de kerk. Dat er een plek is om samen te komen met andere christenen. Een plek waar jullie God mogen ontmoeten. Een plek waar je uit mag komen voor je geloof.

– Dank God voor de mooie dingen die de kinderen hebben opgenoemd tijdens deze bijeenkomst. Heb je dit nog niet gedaan? Dan kun je eerst vragen aan de kinderen om op te noemen wat zij mooi vinden aan hun kerk/gemeente.

– Bid voor Gods kracht om het vol te houden om naar de kerk te gaan. Om hier ook blij mee te zijn, ook als het wel eens anders voelt. Bid ook voor anderen kerken waar gelovigen samen komen.